De BIOS-instellingen wijzigen voordat u een nieuw besturingssysteem
installeert
De BIOS-instellingen verschillen per besturingssysteem. Wijzig de BIOS-instellingen voordat u een nieuw
besturingssysteem installeert.
U kunt de BIOS-instellingen als volgt wijzigen:
1. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 37.
2. In het hoofdmenu van het programma Setup Utility kiest u Exit ➙ OS Optimized Default.
3. Afhankelijk van het besturingssysteem dat u wilt installeren, voert u een van de volgende stappen uit:
• Als u het besturingssysteem Windows 10 (64-bits) wilt installeren, selecteert u Enabled.
• Als u een ander besturingssysteem dan Windows 10 (64-bits) wilt installeren, selecteert u Disabled.
4. Selecteer Yes in het weergegeven venster en druk op Enter om uw selectie te bevestigen.
5. Om de instellingen op te slaan en het programma Setup Utility af te sluiten drukt u op F10, selecteert
u Yes in het venster dat wordt weergegeven en drukt u op Enter.
Opmerking: Bij sommige toetsenborden moet u mogelijk op Fn+F10 drukken om het programma
Setup Utility af te sluiten.
BIOS-wachtwoorden gebruiken
Met het programma Setup Utility kunt u wachtwoorden instellen om onbevoegde toegang tot uw computer
en gegevens te voorkomen.
Om de computer te kunnen gebruiken, is het niet noodzakelijk dat u een wachtwoord instelt. Het gebruik
van wachtwoorden vergroot echter de veiligheid van de computer. Lees de volgende onderwerpen als
u besluit een wachtwoord in te stellen.
Wachtwoordtypen
De volgende wachtwoordtypen zijn beschikbaar in het programma Setup Utility:
• Systeemwachtwoord
Als er een systeemwachtwoord is ingesteld, wordt u elke keer dat u de computer inschakelt, gevraagd dat
wachtwoord in te voeren. De computer kan pas worden gebruikt als het juiste wachtwoord is ingevoerd.
• Beheerderswachtwoord
Als u een beheerderswachtwoord instelt, voorkomt u dat de instellingen in het programma Setup Utility
door onbevoegden worden gewijzigd. Als u verantwoordelijk bent voor de configuratie-instellingen van
diverse computers, is het verstandig met een beheerderswachtwoord te werken.
Als er een beheerderswachtwoord is ingesteld, wordt u elke keer dat u de probeert naar het programma
Setup Utility te gaan, gevraagd dat wachtwoord in te voeren. Het programma Setup Utility kan pas
worden gebruikt als het juiste wachtwoord is ingevoerd.
Als u zowel een systeemwachtwoord als een beheerderswachtwoord hebt ingesteld, kunt u een van beide
wachtwoorden invoeren. Als u echter van plan bent uw configuratie-instellingen te wijzigen, moet u
het beheerderswachtwoord opgeven.
• Vaste-schijfwachtwoord
Door een vaste-schijfwachtwoord in te stellen, voorkomt u dat er onbevoegd gebruik wordt
gemaakt van de gegevens op het interne opslagstation (zoals een vaste-schijfstation). Als er een
vaste-schijfwachtwoord is ingesteld, wordt u bij het opstarten gevraagd een geldig wachtwoord voor
toegang tot het opslagstation in te voeren.
Opmerkingen:
40
ThinkStation P910 Gebruikershandleiding