3. Selecteer Enabled of Disabled afhankelijk van uw behoeften, en druk op Enter. Als u Enabledselecteert,
moet u ook de Wake On LAN-functie uitschakelen. Zie 'De Automatic Power On-functies van de
computer in- en uitschakelen' op pagina 38.
4. Om de instellingen op te slaan en het programma Setup Utility af te sluiten drukt u op F10, selecteert
u Yes in het venster dat wordt weergegeven en drukt u op Enter.
Opmerking: Bij sommige toetsenborden moet u mogelijk op Fn+F10 drukken om het programma
Setup Utility af te sluiten.
Wanneer de ErP LPS-compliantiemodus is ingeschakeld, kunt u als volgt de computer uit de slaapstand
halen:
• Druk op de aan/uit-knop.
• Schakel de functie Wake Up on Alarm in om uw computer op de ingestelde tijd te activeren. Zie 'De
Automatic Power On-functies van de computer in- en uitschakelen' op pagina 38.
• Schakel de functie After Power Loss in om de computer te activeren wanneer de voeding na
elektriciteitsuitval weer wordt ingeschakeld.
Ga als volgt te werk om de functie After power loss in te schakelen:
1. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 37.
2. Selecteer Power ➙ After Power Loss en druk op Enter.
3. Selecteer Power On en druk op Enter.
4. Om de instellingen op te slaan en het programma Setup Utility af te sluiten drukt u op F10, selecteert
u Yes in het venster dat wordt weergegeven en drukt u op Enter.
Opmerking: Bij sommige toetsenborden moet u mogelijk op Fn+F10 drukken om het programma
Setup Utility af te sluiten.
De functie Configuration Change Detection in- of uitschakelen
Als u de functie Configuration Change Detection inschakelt en de POST gewijzigde configuraties van
sommige hardwareapparaten (zoals opslagstations of geheugenmodules) detecteert, wordt een foutmelding
weergegeven.
Ga als volgt te werk om de functie Configuration Change Detection in of uit te schakelen:
1. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 37.
2. Selecteer Security ➙ Configuration Change Detection en druk op Enter.
3. Kies de gewenste instelling en druk op Enter.
4. Om de instellingen op te slaan en het programma Setup Utility af te sluiten drukt u op F10, selecteert
u Yes in het venster dat wordt weergegeven en drukt u op Enter.
Opmerking: Bij sommige toetsenborden moet u mogelijk op Fn+F10 drukken om het programma
Setup Utility af te sluiten.
Ga als volgt te werk om het foutbericht te omzeilen en in te loggen op het besturingssysteem:
• Druk op de toets F2.
Opmerking: Bij sommige toetsenborden moet u mogelijk op Fn+F2 drukken om het foutbericht te
omzeilen.
• Start het programma Setup Utility en sluit het vervolgens af. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op
pagina 37en 'Setup Utility afsluiten' op pagina 43.
.
Hoofdstuk 5
Geavanceerde configuratie
39