LAB-1505-09AA: Gebruiksaanwijzing voor CARILLON
Afbeelding 3.1: Venogram coronaire sinus/vena cordis magna - aderen meten
g. Kies het juiste implantaat op basis van de aderdiameters en beschikbare aderlengte. De
beschikbare aderlengte wordt bepaald door de totale aderlengte (ostium van de
coronaire sinus tot de overgang tussen de vena cordis magna en de anterieure
interventriculaire vene), de aderdiameters, ligging van de aderen en de relevante
arteriële anatomie. De beschikbare lengte kan kleiner zijn dan de totale aderlengte.
i. In tabel 3.1 worden de geadviseerde ankermaten vermeld. De individuele ligging van
de aderen kan echter het gebruik vereisen van een andere ankermaat voor een
bepaalde aderdiameter.
ii. De adviezen voor de keuze van de implantaatlengte zijn als volgt:
Cardiac Dimensions
Control Copy
Ostium coronaire
sinus & doelzone
proximaal anker
Bij een beschikbare aderlengte van ≤ 12 cm, gebruikt u voor de eerste
poging een implantaat met een lengte van 60 of 70 mm
Bij een beschikbare aderlengte van ≤ 13 cm, gebruikt u voor de eerste
poging een implantaat met een lengte van 80 mm
Bij verdere implantatie pogingen kunnen alle lengtes worden gekozen
N.B. Implantaten met distale ankers van 13 of 14 mm zijn alleen verkrijgbaar
in lengtes van 70 of 80 mm
®
, Inc.
®
Mitral Contour System
Distaal
2 cm
doelpositie
distaal anker
Proximaal
Apex proximale anker
& meetlocatie
ORIGINAL
™
(XE2)
Midden
1 cm
Pagina 12 van 23