8. Zet de gaffel vast aan het onderste deel van de
remhendel met de R-pen en de gaffelpen (Figuur 36).
9. Draai de bovenste en onderste contramoeren vast
(Figuur 36).
10. Controleer opnieuw de werking van de rem; zie Rem
controleren.
Figuur 36
1. Parkeerremhendel
(onvergrendelde stand)
2. 1-uurpositie
3. R-pen
4. Onderste deel van
remhendel
5. Gaffelpen
6. Gaffel
7. Contramoer
8. Remstang
Onderhoud riemen
Riemen controleren
Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren
Tekenen dat een riem aan het slijten is, zijn: gieren
tijdens het draaien van de riem, slippen van de messen
tijdens het maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en
scheuren. Vervang de riem als u deze zaken constateert.
Drijfriem van maaidek
vervangen
Belangrijk: De bevestigingen op de deksels
van deze machine zijn zo ontworpen dat ze op
het deksel blijven zitten nadat de bevestiging is
losgemaakt.
1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in
werking.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht tot alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
3. Ontgrendel en verwijder de kap van het draagframe.
4. Verwijder de bouten van de drijfriemkap en verwijder
de drijfriemkap.
5. Verwijder de drijfriem van de aftakas. Zie Drijfriem
van aftakas vervangen.
6. Maak de veer van de arm van de spanpoelie los om
spanning van de arm en de spanpoelie te halen en
gooi de versleten riem weg (Figuur 37).
7. Plaats de nieuwe riem rond de twee buitenste
aspoelies, de spanpoelie en in de onderste groef van
de middelste aspoelie (Figuur 37).
8. Zet de veer van de arm van de spanpoelie vast
(Figuur 37).
9. Monteer de drijfriem van de aftakas. Zie Drijfriem
van aftakas vervangen.
10. Stel de riemgeleider zodanig af dat de afstand tot de
riem 3 mm bedraagt (Figuur 37).
11. Plaats de drijfriemkap op het maaidek en bevestig
deze met de bouten.
12. Plaats de kap van het draagframe op het maaidek en
maak de sluitingen vast.
32