Steekpatronen voor het naaien met een tweelingnaald
01
02
MODUS 1, 2
14 17 18 19 20
01 02 03 05 17 21 23 24 25 26
28 31 32 33 37
MODUS 3
47 48 51 52
59 60 70 73 75 76 79 83 84 89
54
03 04 05
06
12 13
42 43 45
54 56 57 58
Naaien met een tweelingnaald
Steekpatroon:
Draadspanning:
Naaivoet:
OPMERKING:
Bij het naaien van patronen met een tweelingnaald moet
u de steken testen voordat u begint.
Gebruik voor het naaien met een tweelingnaald de zig-
zatvoet of de satijnsteekvoet.
Schakel de machine uit voordat u de naald vervangt.
Vervang de tweelingnaald na het naaien weer door een
enkele naald.
• Beginnen met naaien
Gebruik bij het naaien met een tweelingnaald de tweede klos-
houder.
Gebruik de klosjes zoals in de afbeelding.
Trek de beide draden uit de spoelen en rijg ze in door de punten
van
t/m
.
Controleer of de beide draden niet in de war raken.
Schakel de hoofdschakelaar in en selecteer het gewenste
patroon.
Druk op de toets Tweelingnaald
achteren of naar de linkerkant van de voet.
OPMERKING:
Zet wanneer u de naairichting wilt veranderen de naald
omhoog en draai de stof.
Als u een steekpatroon hebt geselecteerd dat niet is
bedoeld voor naaien met een tweelingnaald, en u vervol-
gens op de toets Tweelingnaald drukt, knippert het picto-
gram van de tweelingnaald in de LCD-display en klinkt
een waarschuwingssignaal.
In de modus Tweelingnaald is het niet mogelijk om steek-
patronen op te slaan.
Gebruik de draadafsnijder op het bovendeksel om de
draden af te knippen.
Gebruik voor het naaien met een tweelingnaald dunne
draden (nr. 60 of hoger).
Modus 3:
54 (voorbeeld)
3 t/m 6
Satijnsteekvoet
Open stikvoet F2
en trek de beide draden naar