Storing
5.
De pompcapaciteit is insta-
biel.
6.
De pomp werkt, maar er
komt geen water.
7.
De pomp draait achteruit na
te zijn uitgeschakeld .
8.
De pomp werkt met vermin-
derde capaciteit.
Oorzaak
a)
De voordruk van de pomp is te
laag.
b)
De aanzuigleiding is verstopt
door verontreinigingen.
c)
Lekkage in de aanzuigleiding.
d)
Lucht in aanzuigleiding of
pomp.
a)
De voordruk van de pomp is te
laag.
b)
De aanzuigleiding is gedeelte-
lijk verstopt door verontreini-
gingen.
c)
De voet- of terugslagklep zit
vast in gesloten positie.
d)
Lekkage in de aanzuigleiding.
e)
Lucht in aanzuigleiding of
pomp.
a)
Lekkage in de aanzuigleiding.
b)
Voetklep of terugslagklep is
defect.
c)
De voetklep zit vast in com-
pleet of gedeeltelijk geopende
positie.
a)
Onjuiste draairichting.
b)
Zie 5a), b), c), d).
Oplossing
Controleer de juiste zuigconditie.
Verwijder en reinig de aanzuiglei-
ding.
Verwijder en repareer de aanzuiglei-
ding.
Ontlucht de aanzuigleiding of de
pomp.
Controleer de juiste zuigconditie.
Zie 5a).
Zie 5b).
Verwijder en reinig, repareer of ver-
vang de klep.
Zie 5c).
Zie 5d).
Zie 5c).
Zie 7c).
Zie 7c).
Alleen voor driefasenpompen:
Schakel de voedingspanning uit met
de externe stroomonderbreker en
verwissel twee fasen in de klemmen-
kast van de pomp. Zie ook paragraaf
4.2 Controle van de
draairichting.
11