11.
Voer het faxnummer in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK].
12.
Geef optionele instellingen op zoals "SUB Code", "SEP Code" en "Internationale TX
Modus".
13.
Druk op [OK].
14.
Druk op [Afsluit.].
15.
Sluit het oorspronkelijke instellingenscherm.
• Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel
Druk op de [Gebruikersinstellingen/Teller]-knop.
• Bij het gebruik van het Smart Operation Panel
Druk op [Gebruikersinstellingen/Teller] (
Een faxbestemming verwijderen
• Als u een bestemming verwijdert die als bezorgingsbestemming is ingesteld, kunnen berichten naar
de geprogrammeerde persoonlijke box niet worden bezorgd. Zorg dat u de instellingen van de
faxfunctie controleert voordat u bestemmingen verwijdert.
1.
Geef het oorspronkelijke instellingenscherm weer.
• Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel
Druk op de [Gebruikersinstellingen/Teller]-knop.
• Bij het gebruik van het Smart Operation Panel
Druk op de [Home]-knop links boven in het bedieningspaneel. Draai het scherm naar links en
druk vervolgens op het pictogram [Gebruikersinstellingen] ( ) op het scherm Home 4.
2.
Druk op [Adresboekmanagement].
3.
Controleer of [Programmeren/Wijzigen] geselecteerd is.
4.
Selecteer de naam van de faxbestemming die u wilt verwijderen.
Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen.
Basisprocedure voor het verzenden van documenten (Geheugenverzending)
) rechts bovenaan het scherm.
95