6. Scannen
9.
Druk op [Verif. info] en vervolgens op [ Volg.].
10.
Druk op [Spec. and. Ver.info.] rechts van "Mapverificatie".
Wanneer u [Niet opgeven] selecteert, worden de SMB-gebruikersnaam en het SMB-wachtwoord
dat u heeft opgegeven in "Standaard gebruikersnaam/wachtwoord [Verzenden]" van de
instellingen voor Bestandsoverdracht toegepast.
11.
Druk op [Wijzigen] onder "Log-in gebruikersnaam".
12.
Voer de log-in gebruikersnaam van de bestemmingscomputer in en klik vervolgens op
[OK].
13.
Druk op [Wijzigen] onder "Log-in wachtwoord".
14.
Geef het wachtwoord van de bestemmingscomputer op en druk vervolgens op [OK].
15.
Voer het wachtwoord opnieuw in ter bevestiging en druk vervolgens op [OK].
16.
Druk op [Map].
17.
Controleer of [SMB] werd geselecteerd.
18.
Druk op [Wijzigen] of [Blad. door netwerk] en specificeer vervolgens de map.
Om een map op te geven, kunt u handmatig het pad invoeren of de map vinden door door het
netwerk te bladeren.
19.
Druk op [Verbindingstest] om te controleren of het pad goed is ingesteld.
20.
Druk op [Afsluit.].
Als de verbindingstest mislukt, controleer dan de instellingen en probeer het opnieuw.
124