Bedieningsorganen
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie
de linker- en rechterzijde van de machine.
Tractiepedalen
Om de tractie-eenheid vooruit te laten rijden, moet u het
vooruit-pedaal intrappen. Om de tractie-eenheid achteruit te
laten rijden of te helpen stoppen als u vooruit rijdt, moet u
het achteruit-pedaal intrappen. Daarnaast kunt u het pedaal
in de neutraalstand zetten om de machine te stoppen.
Figuur 35
1. Tractiepedaal voor vooruit
2. Tractiepedaal voor achteruit
3. Pedaal voor
Maaien/Transport
Schuif voor Maaien/Transport
Met uw hiel beweegt u de schuif naar links om de machine te
transporteren en naar rechts om te maaien. De maaidekken
kunnen uitsluitend worden gebruikt in de Maaistand.
Opmerking: De maaisnelheid is in de fabriek afgesteld op
10 km/uur. De maaisnelheid kan worden verhoogd of verlaagd
door de borgschroef voor de snelheid te verstellen (Fig. 36).
Hendel om stuurwiel te verstellen
Trek de hendel naar achteren om het stuurwiel in de
gewenste positie te zetten. Duw daarna de hendel naar
voren om het stuur in deze positie te vergrendelen.
Hoekindicator
De hoekindicator geeft in graden de hellingshoek van de
machine aan.
Gleuf voor indicator
De gleuf in het bestuurdersplatform geeft aan wanneer de
maaidekken zich in de centrale positie bevinden.
4
6
1
2
5
3
4. Stuurwiel verstellen
5. Gleuf voor indicator
6. Hoekindicator
Figuur 36
1. Borgschroef voor snelheid
Startschakelaar
De startschakelaar waarmee u de motor start en afzet, heeft drie
standen: UIT, AAN/VOORGLOEIEN en START Draai het
sleuteltje op AAN/VOORGLOEIEN totdat het indicatielampje
van de gloeibougie dooft (ongeveer 7 seconden); draai daarna
het sleuteltje op START om de startmotor in werking te stellen.
Laat het sleuteltje los zodra de motor start. Het sleuteltje komt
automatisch op AAN/LOPEN. Om de motor af te zetten, draait
u het sleuteltje op UIT. Verwijder het sleuteltje uit het contact
om te voorkomen dat de motor per ongeluk start.
Gashendel
Zet de gashendel naar voren om het motortoerental te
verhogen en naar achteren om het toerental te verlagen.
Schakelhendel van maaidek
Om het maaidek neer te laten op de grond, zet u de
hefhendel naar voren. De maaidekken komen pas neer als
de motor loopt, en zullen niet werken als zij zijn
opgeheven. Om de maaidekken op te heffen, trekt u de
hefhendel naar achteren in de stand OPHEFFEN.
Uitsluitend bij model 03201 – Zet de hendel naar rechts of
links om de maaidekken in dezelfde richting te laten
bewegen. Dit mag uitsluitend worden gedaan als de
maaidekken zijn opgeheven, of als zij op de grond zijn en
de machine in beweging is.
Gevaar
De machine heeft de beste stabiliteit op een helling
als de maaidekken worden geschakeld wanneer u
de helling oprijdt. Als de maaidekken worden
geschakeld terwijl de machine hellingafwaarts
rijdt, vermindert de stabiliteit van de machine.
Hierdoor kan de machine omkiepen, waardoor
lichamelijk of dodelijk letsel kan ontstaan.
Opmerking: De hendel hoeft niet in de vooruit-stand te
worden gehouden als de maaidekken worden neergelaten.
26
1