Nummers en beschrijving van de parameters
Nummers en beschrijving van de parameters, bijbehorende beschikbare waarden en fabrieksin-
stelling:
0
Configuratie ketel
Fabrieksinstelling: 2. De fabrieksinstelling hangt af van het model ketel en voor de ketels
van het model Mastertwin Condens moet deze parameter alleen op 2 zijn ingesteld.
1
Soort gebruikt gas
G20/G25 = 0 / Propaan G31 = 1.
2
Selectieveld aanvoertemperatuur verwarming
Normaal = 0 / Gereduceerd = 1. Fabrieksinstelling: 0.
0 NORMAAL: als de technicus de waarde 0 selecteert, kan de gebruiker tijdens het
normale gebruik een aanvoertemperatuur verwarming tussen de 30°C en 80°C kie-
zen. Gebruik deze instelling als de ketel aangesloten is op een traditionele installatie
(met radiatoren of ventilatorconvectoren).
1 GEREDUCEERD: als de technicus de waarde 1 selecteert, kan de gebruiker een
aanvoertemperatuur verwarming kiezen tussen de 25°C en 45°C. Gebruik deze in-
stelling als de ketel aangesloten is op een installatie met lage temperatuur (bijv. een
vloerinstallatie).
Let op: Deze parameter heeft betrekking op de aanvoertemperatuur met warmtevraag
door de Omgevingsthermostaat TA en niet van de Secundaire Omgevingsthermostaat
TA2 (zie voor deze laatste de Parameter 17).
3
Instelling van het vermogen* tijdens de fase van langzaamontsteking (van 35 tot 99)
Fabrieksinstelling: 35. Zie de paragraaf "Instelling langzaamontsteking" verderop in dit
hoofdstuk voor de fabrieksinstellingen en de complete procedure voor de instelling.
4
Instelling van het maximale vermogen* verwarming (van 00 tot 99)
Fabrieksinstelling: 99. Zie de paragraaf "Instelling MAX vermogen verwarming" verderop
in dit hoofdstuk voor de complete procedure voor de instelling.
* = In de paragraaf "Instelling MAX vermogen verwarming" staat de tabel "Vermogens-
Parameters - Toeren" voor de correspondentie tussen de weergegeven waarde en
het vermogen dat daarbij hoort.
5
Werking circulator in winterstand
Normaal = 0; Permanent = 1; Uit = 2; Normaal zonder nacirculatie = 3.
Fabrieksinstelling: 0
0 NORMAAL: de circulator start bij elke warmtevraag voor de verwarming en blijft
tijdens de hele vraagtijd en de 30 seconden daarna in werking (nacirculatie).
1 PERMANENT: in winterstand werkt de circulator voortdurend. Gebruik deze instel-
ling alleen als het bij het soort verwarmingsinstallatie vereist is.
2 UIT: in winterstand is de circulator gedeactiveerd (hij wordt alleen geactiveerd als
warm water sanitair wordt gevraagd). Gebruik deze instelling als er externe circulatoren
op de installatie aanwezig zijn.
44
Instructies voor de afstelling en het onderhoud