Plaatsing van de ketel
Kenmerken van de aangevoerde lucht
De plek waar de ketel wordt geïnstalleerd dient te voldoen aan de norm NBN B 61-002.
De luchtaanvoer moet plaatsvinden op plekken waar geen vervuilende chemicaliën aanwezig zijn
(fluor, chloor, zwavel, ammoniak, alkalische stoffen en dergelijke).
Indien de ketel in een omgeving wordt geïnstalleerd waar duidelijk agressieve chemische stoffen
aanwezig zijn (bijvoorbeeld: kapperszaken, wasserijen), is het beter om apparaten van het type C
te installeren.
Installatie binnen
Aangezien de haard een thermisch vermogen van minder dan 35 kW heeft, zijn er geen speciale
kenmerken vereist voor de installatieplek. Kortom, alle installatienormen voor een veilige en regel-
matige werking moeten in acht worden genomen.
BELANGRIJK:
Twee apparaten aangewezen voor hetzelfde gebruik in dezelfde ruimte of in aangrenzende ruim-
tes, door een totale thermische capaciteit van meer dan 35 kW, vormen een thermische centrale
en vallen onder de bepalingen van de norm NBN B 61-002.
— Het vermogen van meer apparaten voor verschillend gebruik (bijv. koken en verwarming) die
in één woonruimte geïnstalleerd zijn, hoeft niet bij elkaar te worden opgeteld.
— De aanwezigheid van andere apparaten (bijv. een kookplaat) kan de aanleg van extra of ver-
meerdering van de bestaande openingen voor ventilatie/luchting vereisen, overeenkomstig
met de geldende nationale en plaatselijke normen en wetten.
VENTILATIE VAN RUIMTES in geval van modellen met natuurlijke of geforceerde trek met
toevoer uit de omgeving (type apparaat B2)
Men onderstreept het uiterste belang en de verplichting van permanente ventilatie
van de ruimte waarin de ketel met geforceerde trek met toevoer uit de omgeving wordt
geïnstalleerd (type apparaat B2). Deze ventilatie moet gerealiseerd en/of
gedimensioneerd worden overeenkomstig de geldende nationale en plaatselijke nor-
men.
INSTALLATIE IN RUIMTES WAAR DE OMGEVINGSTEMPERATUUR 0°C KAN WORDEN:
De ketel is voorzien van een antivriessysteem dat ervoor zorgt dat de interne onderdelen niet
kouder dan 5°C kunnen worden. Dit systeem vereist de aanwezigheid van elektrische voeding en
gas, en de juiste druk in de verwarmingsinstallatie.
In geval van installatie in een omgeving waar het 0°C kan worden, wordt aangeraden het
verwarmingscircuit te beschermen door er antivriesmiddel in te doen. Zie ook de paragrafen "Vul-
ling van de installatie" en "Uitschakelen van de ketel".
14
Instructies voor de installatie