6.5.4
Werktuigen neerleggen
Werktuigen neerleggen:
(1) Breng de frontlader naar beneden tot vlak bij
de bodem en plaats het werktuig horizontaal
op de bodem of een stevige ondergrond.
De frontlader niet volledig op de bodem
neerlaten.
(2) Tractor uitschakelen.
Trek de parkeerrem aan.
Zet de motor af.
Hydraulica drukloos schakelen
(zie 6.1 Bedieningselementen).
resp.
Bedieningshendel met geactiveerde
werktuigfunctie naar de zijdelingse
eindposities bewegen om de
werktuighydraulica drukloos te schakelen
(zie 6.1 Bedieningselementen).
(3) Werktuigvergrendeling openen
(zie 6.4 Werktuigvergrendeling bedienen).
(4) Evt. hydraulische leidingen van de
koppelingen aan het wisselframe scheiden
(zie 3.7 Hydraulische koppelingen).
(5) Tractor inschakelen.
(6) Werktuig tot op de bodem neerlaten.
(7) Wisselframe uit de werktuighaak uithaken.
Storten-functie gebruiken tot de bovenste
dwarsbalk onder de werktuighaak ligt.
(8) Tractor langzaam achteruit wegrijden.
(9) Controleer de stabiele stand van het
werktuig.
(10) Werktuig evt. afdekken met een zeil.
Het werktuig is neergelegd.
95
Fig. 104 Werktuigvergrendeling openen
Fig. 105 Hydraulische leidingen losmaken
Fig. 106 Wisselframe loshaken
Fig. 107 Wegrijden
B58FZS 0000000078 NL 007
BEDIENING
B08C
B090
B07T
B07U