BEDIENING
(4) Tractor voorzichtig vooruit rijden tot de
dwarsbalk van het wisselframe tegen het
werktuig ligt.
(5) Werktuigvergrendeling sluiten
(zie 6.4.3 Hydraulische
werktuigvergrendeling bedienen).
(6) Werktuigvergrendeling controleren
(zie 6.4.3 Hydraulische
werktuigvergrendeling bedienen).
(7) Indien nodig hydraulische leidingen van het
werktuig verbinden met de
frontladerkoppelingen.
Frontlader neerlaten tot het werktuig
horizontaal op de bodem staat.
Motor afzetten en parkeerrem
aantrekken.
Hydraulica drukloos schakelen
(zie 6.1 Bedieningselementen).
resp.
Bedieningshendel met geactiveerde
werktuigfunctie naar de zijdelingse
eindposities bewegen om de
werktuighydraulica drukloos te schakelen
(zie 6.1 Bedieningselementen).
Hydraulische leidingen van het werktuig
aansluiten op de koppelingen aan het
wisselframe.
(8) Bij externe fabrikaten: werktuig voorzichtig in
alle eindstanden zwenken om te controleren
of het werktuig niet in botsing komt met de
frontlader.
Het werktuig is opgenomen en
gebruiksklaar.
B58FZS 0000000078 NL 007
Fig. 103 Inhaken
B07P
94