Constructie en werking
1. Constructie en werking
Het drukreduceer bestaat uit het doorgangs-
ventiel en de aandrijving met aangebouwd
hulpstuurventiel. Het drukreduceer heeft als
taak om de achter het regelventiel heersen-
de druk constant te houden op het setpoint
zoals ingesteld op het hulpstuurventiel.
Het ventiel sluit bij toenemende druk achter
het ventiel.
Het medium stroomt in de richting van de
pijl door het, door de zitting (2) en de klep
(3), vrijgegeven oppervlak, waarbij de klep-
stand de te regelen druk p2 bepaald.
De op de ventielklep werkende krachten
worden aan de toevoer- en reduceerdrukzij-
de door de ontlastbalg (5) gecompenseerd.
Via de stuurleiding (10) wordt de voordruk
p1 aan het stuurventiel als hulpenergie toe-
gevoerd, waarbij daar een stuurdruk ps
wordt uitgestuurd afhankelijk van de set-
Het instrument mag alleen door vakpersoneel dat bekend is met de
montage, de inbedrijfname en het bedrijf van dit product, worden ge-
monteerd en in bedrijf worden genomen.
Vakpersoneel in de zin van dit inbouw- en bedieningsvoorschrift is per-
soneel, dat op grond van de vaktechnische opleiding, de kennis en er-
varing plus de bekendheid met de geldende normen, de hun opgedra-
gen werkzaamheden kunnen beoordelen en mogelijke gevaren daar-
bij kunnen onderkennen.
Gevaren die kunnen ontstaan aan het regelventiel door het medium en
de bedrijfsdruk, moeten met daarvoor geschikte maatregelen worden
voorkomen.
Bovendien moet worden gewaarborgd dat het regelventiel alleen daar
wordt toegepast, waar de bedrijfsdruk en de temperaturen die waar-
den, welke ten grondslag lagen aan de bestelling, niet overschrijden.
Deskundig transport en correcte opslag van het apparaat is een abso-
lute voorwaarde.
2
EB 2551-1
point-insteller (9).
Bij de regeling worden de krachten vergele-
ken, die de stuurdruk ps via de stuurleiding
(12) aan de ene zijde, en de reduceerdruk
p2 samen met de krachten van de stelveren
(7) aan de andere zijde, op het membraan
(6) uitoefenen.
Daalt bijv. de te regelen reduceerdruk p2,
dan neemt de stuurdruk ps toe en wordt het
ventiel dus geopend.
Wanneer de reduceerdruk p2 en de stuur-
druk pS gelijk zijn, is het ventiel onder in-
vloed van de stelveren (7) gesloten.
Belangrijk: Voor het optimaal functioneren
van de regelaar moet de minimale verschil-
druk ∆ pmin overeenkomen met de in de ta-
bel genoemde waarden.