8
Afdraaiproef
Doorvoering:
1. Universele strooier vullen.
2. Leg een folie onder de universele strooier of stel er een bak onder voor het
opvangen van het strooimiddel.
3. Stel de doseerschuifstop in op de schaalwaarde uit de strooitabel.
4. Tractor starten.
5. Roeras starten.
6. Stel het toerental van de roeras in volgens de gegevens in de strooitabel.
7. Open (vanaf de tractorstoel) de doseerschuif gedurende de tevoren vastge-
legde afdraaiproeftijd.
Doorgaans is dat ongeveer 1 min.
8. Doseerschuif na deze tijd weer sluiten.
9. Schakel de aandrijving en de tractor uit en verwijder de contactsleutel.
10. Stel het gewicht van het strooimiddel vast (houd rekening met het leegge-
wicht van de opvangbak).
11. Vergelijk de reële hoeveelheid met de gewenste hoeveelheid.
Reëel uitloopvolume = gewenst uitloopvolume: strooihoeveelheidsstop
correct ingesteld. Afdraaiproef beëindigen.
Reëel uitloopvolume < gewenst uitloopvolume: Stel de strooihoeveel-
heidsstop in op een hogere positie en herhaal de afdraaiproef.
Reëel uitloopvolume > gewenst uitloopvolume: Stel de strooihoeveel-
heidsstop in op een lagere positie en herhaal de afdraaiproef.
80
n GEVAAR
Gevaar voor letsel door roterende machinedelen
Aanraking van draaiende machinedelen (cardanas, roeras) kan
leiden tot kneuzingen, schaafwonden en beknellingen. Lichaams-
delen en voorwerpen kunnen worden gegrepen en naar binnen
worden getrokken.
Bij draaiende machine buiten het bereik van de draaiende
delen blijven.
Bij draaiende cardanas mag de doseerschuif altijd alleen
vanaf de tractorstoel worden bediend.
Stuur alle personen vóór de afdraaiproef weg uit de geva-
renzone van de universele strooier.