Expansievat en installatiedruk controleren
1. Installatie zo ver aftappen tot manometer "0" aan-
geeft.
Of kapventiel op expansievat sluiten en druk verla-
gen tot manometer "0" aangeeft.
2. Als de voordruk van het expansievat lager is dan de
statische druk van de installatie, stikstof bijvullen tot
de voordruk 0,1 tot 0,2 bar (10 bis 20 kPa) hoger is
dan de statische druk van de installatie.
Emissie meten
Op het einde van de eerste inbedrijfstelling moet een
emissiemeting uitgevoerd worden.
Voorbereiding
■
Rookgaswegen en schoorsteen ten laatste 3 dagen
voor de meting reinigen.
■
Als de lambdasonde in koude toestand minder dan
20 % O
weergeeft, lambdasonde reinigen en afstel-
2
len.
Meetplaats
Voor de meetplaats de volgende punten in aanmerking
nemen:
■
sondekop van de meting in het midden van de rook-
gasbuis
■
niet vlak bij de rookgasventilator
niet voor een rookgasbocht
■
Indien voorhanden in het meettraject: schoorsteen-
■
klep/trekregelaar sluiten.
Meting
Doorslaggevend voor te reproduceren meetresultaten
is een continue verwarmingswerking. Een module-
rende werking moet daarom vermeden worden.
In testwerking verwarmt de ketel met een constant ver-
mogen tot de maximale ketelwatertemperatuur.
1. Warmteopname garanderen.
Modulerende verwarmingswerking wordt vermeden.
2. Verwarmingsketel starten en ca. 45 min verwar-
men.
3. In het basismenu: "Testwerking" activeren.
Op het display verschijnt "Voorbereiding". De
ketel verwarmt tot de lastwerking.
Van zodra een constante verwarmingswerking
bereikt is, verschijnt daarna "Meting actief".
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
(vervolg)
3. Water bijvullen tot bij afgekoelde installatie de druk
minimaal 1,0 bar (0,1 MPa) bedraagt en 0,1 tot
0,2 bar (10 tot 20 kPa) hoger is dan de voordruk
van het expansievat.
Toegestane werkdruk: 3 bar (0,3 MPa)
Herhaaldelijke emissiemetingen ook op de beschreven
manier uitvoeren.
■
Verwarmingsketel tussen reiniging en meting min-
stens 24 uur continu laten werken.
■
Verwarmingsketel voor de meting laten afkoelen.
Voor de meetplaats: afstand tot de rookgasaanslui-
■
ting van de verwarmingsketel of tot de laatste buis-
bocht: tweemaal Ø van de rookgasbuis
■
Na de meetplaats: kalmeringstraject (rechte buis)
met minstens één- tot tweemaal Ø van de rookgas-
buis
4. Emissiemeting uitvoeren.
5. "Beëindigen" selecteren.
Opmerking
Na de meetduur of na het bereiken van de maxi-
mumtemperatuur wordt de meetwerking automa-
tisch beëindigd.
De verwarmingsketel gaat over naar regelwerking.
Naar het menupunt "Testwerking":
■
"Informatie": Weergave van temperaturen, O
waarde enz.
■
"Meetduur": Tijd instellen en met "OK" bevestigen.
Meetduur begint opnieuw. Bij de ketelstart is de
meetduur op 60 min ingesteld.
-
2
61