Verwarmingsinstallatie vullen
Vulwater
!
Opgelet
Ongeschikt vulwater bevordert afzettingen en
corrosievorming en kan beschadiging aan het
toestel veroorzaken.
■
Verwarmingsinstallatie vóór het vullen grondig
spoelen.
Uitsluitend met water van tapwaterkwaliteit
■
vullen.
■
Aan het vulwater kan een speciaal voor ver-
warmingsinstallaties geschikt antivriesmiddel
worden toegevoegd. De fabrikant van het anti-
vriesmiddel moet de geschiktheid ervan aanto-
nen.
Vulwater en toegevoegd water met een water-
■
hardheid boven de volgende waarden moeten
worden onthard, bijv. met een kleine onthar-
dingsinstallatie voor verwarmingswater.
Toegestane totale hardheid van het vulwater en toegevoegde water
Totaal vermogen
kW
50 tot 200
Afb. 31
1. Voordruk van het expansievat controleren.
Als de voordruk lager is dan de statische druk van
de installatie, stikstof bijvullen tot de voordruk 0,1
tot 0,2 bar (10 tot 20 kPa) hoger is dan de statische
druk van de installatie.
Als de voordruk te hoog is, adequaat aanpassen.
Alle aansluitingen aan verwarmingswaterzijde controleren op lekkage
Specifiek installatievolume
< 20 l/kW
2,0 mol/m
3
(11,2 °dH)
≤
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
20 l/kW tot < 50 l/kW
≥
1,5 mol/m
3
(8,4 °dH)
≤
2. Terugslagkleppen openen.
3. Verwarmingsinstallatie met water vullen. Daarna
ontluchten tot de vuldruk 0,1 tot 0,2 bar (10 tot 20
kPa) hoger is dan de voordruk van het expansievat.
Toegestane werkdruk: 3 bar (0,3 MPa)
Testdruk: 4 bar (0,4 MPa)
4. Vuldruk aan de manometer
5. Terugslagkleppen opnieuw in werkingspositie terug-
plaatsen.
50 l/kW
≥
< 0,02 mol/m
3
(0,11 °dH)
A
markeren.
39