Regelingsfuncties
(vervolg)
Voorrangsschakeling
De voorrangsschakeling van de boilerverwarming kan
voor elk verwarmingscircuit afzonderlijk ingesteld wor-
den.
Met voorrangsschakeling: (Codering 2 "A2:2", groep
■
verwarming):
tijdens de boilerverwarming wordt de gewenste aan-
voertemperatuur op 0
C ingesteld.
°
De mengklep sluit en de CV-pomp wordt uitgescha-
keld.
■
Met voorrangsschakeling: (Codering 2 "A2:1", groep
verwarming):
tijdens de boilerverwarming wordt de gewenste aan-
voertemperatuur op 0
C ingesteld.
°
De mengklep sluit, de CV-pomp loopt.
Enkel mogelijk bij bedrading van het verwarmingscir-
cuit op de interne printplaat van de verwarmingske-
tel. Bij gebruik van een uitbreidingsset voor het ver-
warmingscircuit wordt de CV-pomp uitgeschakeld.
Met gereduceerde voorrangsschakeling: (Codering
■
2 "A2:3", groep verwarming)
De CV-pomp blijft ingeschakeld. Zolang de gewenste
aanvoertemperatuur tijdens de boilerverwarming niet
wordt bereikt, wordt de gewenste aanvoertempera-
tuur van het verwarmingscircuit verlaagd tot de
gewenste waarde van de verlaagde werking.
De gewenste aanvoertemperatuur wordt door de vol-
gende parameters bepaald:
–
Buitentemperatuur
–
Verschil tussen gewenste en werkelijke ketelwater-
temperatuur
Steilheid en niveau van de stooklijn
–
Zonder voorrangsschakeling: (Codering "A2:0",
■
groep verwarming)
De CV-pomp blijft met ongewijzigde instelling
draaien.
Gewenste tapwatertemperatuur
De gewenste tapwatertemperatuur is instelbaar van 10
tot 70
C.
°
Via het menu kan het gewenste gebied worden uitge-
breid.
Estrikfunctie
Met de estrikfunctie is de droging van estrik (afdek-
vloer) mogelijk. Hiervoor moeten de gegevens van de
estrikproducent beslist worden gerespecteerd.
Bij geactiveerde estrikfunctie wordt de CV-pomp inge-
schakeld en de aanvoertemperatuur op het ingestelde
profiel gehouden. Na afloop (30 dagen) wordt het
mengklepcircuit automatisch met de ingestelde para-
meters geregeld. EN 1264 in acht nemen. Het protocol
dat door de verwarmingsmonteur wordt opgesteld,
moet de volgende informatie over het verwarmen
bevatten:
Tapwatercirculatiepomp
De circulatiepomp transporteert op instelbare tijden
warm water naar de tappunten.
Op de schakelklok kunnen max. 4 periodes worden
ingesteld.
Installatie met Vitosolic
Via codeeradres "67" kan een 2e gewenste tapwater-
temperatuur worden ingesteld.
Boven deze waarde is de nalaadonderdrukking door
de CV-ketel actief. De warmwaterboiler wordt alleen
door het zonnesysteem verwarmd.
Regelverloop
De circulatiepomp voor de boilerverwarming wordt
ingeschakeld, als het verschil tussen buffertempera-
tuur (sensor boven) en werkelijke boilertemperatuur
groter is dan de instelwaarde (codeeradres "0C").
De circulatiepomp voor de boileropwarming wordt uit-
geschakeld, als de ketelwater-/buffertemperatuur (sen-
sor boven) lager ligt dan de werkelijke boilertempera-
tuur met het verschil uit de waarden van codeer-
adres "0C".
Warmwaterboiler wordt koud (gew. waarde 10 K):
■
Pomp aan:
–
Van de ketelwatertemperatuur afhankelijke inscha-
keling van de circulatiepomp voor de boilerverwar-
ming (codering "61:0"):
De circulatiepomp wordt ingeschakeld als de ketel-
watertemperatuur hoger is dan de tapwatertempe-
ratuur.
Warmwaterboiler is warm:
■
Pompnaloop:
Als de verwarmingsketel in werking is, loopt de circu-
latiepomp na een boilerverwarming na tot een van
de volgende criteria bereikt is:
–
Het verschil tussen ketelwater- en tapwatertempe-
ratuur is te laag (codering 0C, groep warm water)
–
De gewenste tapwatertemperatuur wordt 5 K over-
schreden.
Opwarmgegevens met de desbetreffende aanvoer-
■
temperaturen
■
Bereikte maximale aanvoertemperatuur
■
Bedrijfssituatie en buitentemperatuur bij overdracht
Verschillende temperatuurprofielen zijn via codeer-
adres "F1" instelbaar.
Na stroomuitval of uitschakelen van de regeling wordt
de functie voortgezet. Als de estrikfunctie is beëindigd
is of de codering "F1:0" handmatig wordt ingesteld,
wordt "Verwarmen en warm water" ingeschakeld.
Functiebeschrijving
121