3.4 Elektrische aansluitingen
De elektrische aansluiting moet worden uitgevoerd
overeenkomstig de lokale voorschriften.
GEVAAR
Elektrische schok
•
Dood of ernstig persoonlijk letsel
•
Maak geen aansluitingen in de klem-
menkast tenzij u de voedingsspan-
ning hebt uitgeschakeld.
Verbind de pomp met de aarde.
Sluit de pomp aan via een externe
netschakelaar met een contactope-
ning van ten minste 3 mm voor alle
polen.
GEVAAR
Elektrische schok
•
Dood of ernstig persoonlijk letsel.
•
Het moet mogelijk zijn om de hoofd-
schakelaar in de 'uit'-positie te ver-
grendelen. Type en eisen zoals
gespecificeerd in EN 60204-1, 5.3.2.
Controleer of de voedingsspanning en -frequentie
overeenkomen met de waarden die op het type-
plaatje vermeld staan.
Stel de thermische schakelaar in op de vollaststroom
van de pomp op basis van het geselecteerde toeren-
tal. De vollaststroom van de pomp staat vermeld op
het typeplaatje. Zie afb. 10.
U kunt aarding of neutralisering gebruiken ter
bescherming tegen indirect contact. U kunt een A/V-
geactiveerde aardlekschakelaar gebruiken als extra
beveiliging.
3.5 Enkele pompen en dubbelpompen met
standaardmodule
Sluit de pomp aan op het voedingsnet via een uit-
wendig contact.
Sluit de magneetschakelaar aan op de in de pomp
ingebouwde thermische overbelastingsschakelaar,
klemmen T1 en T2, om de pomp te beveiligen tegen
overbelasting bij alle drie de toerentallen.
VOORZICHTIG
Heet oppervlak
•
Licht of middelzwaar persoonlijk letsel
•
Als de pomp tevens door een motor-
beveiliging wordt beveiligd, moet deze
beveiliging worden afgesteld op het
stroomverbruik bij het ingestelde toe-
rental. Stel de beveiliging opnieuw in
telkens wanneer er een ander toeren-
tal wordt ingesteld. Het stroomver-
bruik bij de verschillende toerentallen
staat vermeld op het typeplaatje.
Afbeeldingen
1
en
2
in de bijlage geven de mogelijke
aansluitingen weer:
•
Afbeelding
1
toont de elektrische aansluitingen
bij gebruik van externe pulscontacten voor star-
ten en stoppen.
•
Afbeelding
2
toont de elektrische aansluitingen
bij gebruik van externe wisselcontacten voor star-
ten en stoppen.
3.6 Dubbelpompen met relaismodule
De pompen kunnen direct op het net aangesloten
worden, omdat ze voor alle drie de toerentallen van
een ingebouwde thermische overbelastingsschake-
laar zijn voorzien.
De pompen zijn fabrieksmatig afgesteld op wisse-
lend bedrijf van in werking zijnde en stand-by pomp.
Iedere 24 uur wisselen de pompen van functie.
Afbeeldingen
3-5
in de bijlage geven de aansluitmo-
gelijkheden en de standen van de keuzeschakelaar
voor de verschillende bedrijfsmodi weer:
•
Afbeelding 3: Afwisselend bedrijf.
•
Afbeelding 4: Stand-by bedrijf met pomp 1 als in
werking zijnde pomp en pomp 2 als stand-by
pomp.
Stel de keuzeschakelaar van pomp 2 in
deze bedrijfsmodus in op storings- of
bedrijfssignalering.
•
Afbeelding 5: Stand-by bedrijf met pomp 2 als in
werking zijnde pomp en pomp 1 als stand-by
pomp.
Stel de keuzeschakelaar van pomp 1 in
deze bedrijfsmodus in op storings- of
bedrijfssignalering.
Als er slechts één pomp in bedrijf is, dient de kabel
tussen de pompen te worden verwijderd. Stel de
pompen ieder apart in en sluit ze afzonderlijk aan op
het net. Zie afbeeldingen
•
Afbeelding 6: Elektrische aansluiting en instellen
van de keuzeschakelaar, wanneer de signaaluit-
gang wordt gebruikt voor bedrijfssignalering.
•
Afbeelding 7: Elektrische aansluiting en instellen
van de keuzeschakelaar, wanneer de signaaluit-
gang wordt gebruikt voor storingssignalering.
Bij bedrijf met een enkele pomp moet de
keuzeschakelaar worden ingesteld op sto-
rings- dan wel bedrijfssignalering.
Storings- of bedrijfssignalering voor
dubbelpompen in wisselend bedrijf
Als de signaaluitgang wordt gebruikt voor storings-
of bedrijfssignalering, gebruikt u een hulprelais.
Afbeelding
8
laat een eenfase pomp in wisselend
bedrijf zien met externe storingssignalering ingeval
pomp 2 of beide pompen defect zijn.
6
en
7
in de bijlage:
5