10 BEDIENING / INBEDRIJFSTELLING
Zodra het toestel geïnstalleerd is, controleert u of het
functioneert:
• Start het toestel volgens de aanwijzingen van de
bedieningsinstructies en controleer of het werkt.
• Controleer het toestel op lekkages (gas en water) en
verhelp eventuele lekkages.
• Controleer of de ontsteking correct functioneert en of
de vlammen van de brander uniform zijn.
• Controleer of de LT/RGA kanaal goed werkt.
• Controleer de besturing en veiligheidsvoorzieningen,
hun instellingen en hun bedrijfstoestand.
38
11 GEBRUIKERSINFORMATIE
De gebruiker moet weten hoe hij het toestel moet
gebruiken.
• Geef de gebruiker uitleg over de werkingsprincipes van
het toestel en demonstreer deze zo nodig.
• Neem samen de bedieningsinstructies door en
beantwoord eventuele vragen.
• Geef de gebruiker alle handleidingen en documenten
die bij het apparaat horen en vertel de gebruiker dat hij
deze moet bewaren in de buurt van het toestel.
• Geef gedetailleerde uitleg over de veiligheidsaspecten,
waar de gebruiker op moet letten.
• Herinner de gebruiker aan de noodzaak van de
periodieke servicebeurten.