3 WERKING VAN DE KETEL
Indien er warmtevraag optreedt (warmwaterbehoefte of
ruimteverwarming) zal het toestel in bedrijf komen en zal
het cv-water door de RVS warmtewisselaar verwarmd wor-
den. Bij een toestel met warmwatervoorziening zal, afhan-
kelijk van de warmtevraag, de driewegklep gestuurd wor-
den en wordt het cv-water door de pomp vanuit de tank
of vanuit de installatie naar de warmtewisselaar gepompt.
De voor de verbranding benodigde lucht wordt van buiten-
af in de luchtkast, die de warmtewisselaar omhult, gezogen.
Over een binnen de luchtkast gelegen restrictie (swirl-plate)
wordt vervolgens een drukverschil opgebouwd.
Dit drukverschil is een maatstaf voor de hoeveelheid gas die
in de ventilator geïnjecteerd wordt. Het gasluchtmengsel
wordt via de perszijde van de ventilator naar de brander toe-
gevoerd.
De ontsteking van het mengsel geschiedt naast het cilinder-
vormige branderdek middels een elektrode.
Het toestel is in twee "modes" te bedrijven. In de gebruikers-
mode kan men de vier standaard ketel-modes (zie fi guur 6)
met behulp van het op het toestel aanwezige display
selecteren. In de installateursmode (toegankelijk middels
code) kan men een aantal parameters afzonderlijk volgens
een parameterlijst instellen (zie hoofdstuk parameters).
3.1 CV-bedrijf
3.1.1 Algemeen
Bij warmtevraag van de kamerthermostaat (en geen warm-
watervraag) worden direct de driewegklep en de pomp
geactiveerd. De ventilator toert op naar het starttoerental.
De gasklep wordt bekrachtigd en gedurende 3 seconden
vindt er elektrische ontsteking plaats. Nadat vlamdetectie
heeft plaatsgevonden, gaat het toestel branden op het
voor de cv op dat moment benodigde toerental.
Modulatie vindt plaats op de ingestelde of berekende
(bij een buitenvoeler en OpenTherm-kamerthermostaat)
aanvoer-temperatuur.
Indien ondanks modulatie tot minimum vermogen de aan-
voertemperatuur toch nog stijgt, wordt dit toegelaten tot
de ingestelde of berekende aanvoertemperatuur met twee
graden overschreden wordt. Hierna schakelt het toestel uit.
Bij einde warmtevraag wordt de gasklep gesloten en draait
de pomp gedurende 3 minuten na, tenzij de pomp op
continu draaien staat ingesteld (parameter 5). Tenslotte
stopt de pomp en gaat de driewegklep naar de rustpositie
(gereed voor sanitair warmwater).
3.1.2 Niet adaptief
Deze mode kan alleen ingesteld worden door de
installateur.
Middels kamerthermostaat
Modulatie vindt plaats vanaf de ingestelde of berekende
aanvoertemperatuur. Het toestel schakelt aan en uit door
de kamerthermostaat.
Middels buitenvoeler
Het toestel kan ook geregeld worden met een buitenvoeler
(10 kOhm) van AWB, artikelnr. A000035027. Het regel-
programma kan geheel naar eigen wens in de installa-
teursmode geprogrammeerd worden.
De buitenvoeler dient door de installateur aangesloten en
geactiveerd te worden.
3.1.3 Adaptief
Standaard af fabriek wordt het toestel adaptief uitgeleverd.
Deze mode is niet actief bij het gebruik van een buiten-
voeler.
De adaptieve regeling bepaalt aan de hand van de aan/
uit tijden van de kamerthermostaat de voor de installatie
benodigde capaciteit en zal er zodoende voor zorgen dat
het toestel op de "juiste" belasting brandt. Bij wisselende
omstandigheden (dichtdraaien radiatorkranen b.v.) zal de
belasting aangepast worden (adaptief). Indien tijdens de
warmtevraag de ingestelde aanvoertemperatuur bereikt
wordt, zal het toestel gaan moduleren op die temperatuur.
Het toestel zoekt zodoende de bij de installatie horende
belasting en zal met optimaal rendement functioneren.
3.2 Warmwater tap-bedrijf
Warmwater tap-vraag heeft altijd voorrang op cv-vraag.
Detectie vindt plaats middels een doorstroomsensor.
Het toestel moduleert op basis van de setwaarde van de
tap-NTC. Na einde tapping (gedetecteerd door de door-
stroomsensor) zal het toestel nog in bedrijf blijven tot de
setwaarde van de tank-NTC bereikt is. Vervolgens blijft de
pomp nog gedurende 15 seconden nadraaien om alle nog
aanwezige restwarmte in het voorraadvat te pompen.
Gedurende deze tijd zal een vanuit cv optredende warmte-
vraag niet gehonoreerd worden. Indien er vervolgens geen
warmtevraag meer optreedt, controleert de boiler NTC de
temperatuur in de tank. Als de gemeten temperatuur van
de tank lager wordt dan de ingestelde temperatuur, zal de
tank weer opgewarmd worden .
3.3 Service-bedrijf
Het is mogelijk om het toestel gedurende 11 minuten
geforceerd op minimum of maximum cv-toerental te laten
branden voor service-doeleinden. Voor uitgebreide
beschrijving betreffende instellingsmogelijkheden dient u
Hoofdstuk 6 te raadplegen.
Houd de "mode" toets (zie fi guur 3) gedurende 10 secon-
den ingedrukt, het cijfer 0 verschijnt op het display (knip-
perend). Tevens is een sleutelsymbool
Druk op de + en/of – toets totdat de service-code** ver-
schijnt. Aan de linkerzijde van het display wordt de actuele
parameter aangegeven, met daaronder de aanduiding
"COD."
waarneembaar.
19