5 INSTALLATIE VAN HET TOESTEL
5.1 Plaatsen toestel
Handel altijd volgens de laatste eisen zoals omschreven in
de meest recente uitgave van het bouwbesluit, NEN 1078,
NPR 3378, NEN 1087, NPR 1088, NEN 2757, NEN 3028,
NEN 1010 en NEN 1006; AVWI of de meest recente van
toepassing zijn de normen. Houd tevens rekening met de
plaatselijk geldende voorwaarden.
1. Monteer de ophangstrip waterpas tegen de muur.
Zorg ervoor dat aan weerszijden van het toestel mini-
maal 10 cm vrije ruimte ter beschikking blijft ten
behoeve van onderhoud en service aan het toestel.
2. Bevestig de ophangstrip aan de muur, zoals afgebeeld
in fi guur 2. De ophangstrip en bevestiging dienen een
gewicht van 110 kg te kunnen dragen.
3. Hang het toestel in de ophangstrip.
4. Verwijder de afdichtingsstoppen van de aansluitleidingen.
Let op: er kan vuil water uit het toestel lopen.
5. Vul de sifon met leidingwater door een bekertje water in
de rookgasafvoerleiding van het toestel te gieten.
5.2 CV-circuit
Ontluchting
Voorzie de installatie op het hoogste punt van een ont-
luchtingsmogelijkheid.
Thermostaatkranen
Bij toepassing van alleen thermostaatkranen dient men in
de installatie, zo ver mogelijk van de ketel verwijderd, een
bypass te installeren. Deze dient zodanig ingeregeld te zijn
dat er een minimale fl ow van 300 l/u over het toestel
gewaarborgd is (zie fi guur 4.2.5.b).
Toevoegmiddelen
Ter bescherming van de RVS warmtewisselaar is het niet
toegestaan om zonder overleg met AWB aan het cv-water
toevoegmiddelen toe te dienen.
Tabel 3
Weerstandswaardes leidingmateriaal in Pa
Materiaal
Toevoer/afvoer
Ø 50 in Pa
Recht per meter
10,6
13,2
Flexibel per meter
12,4
15,4
Bocht 90° R=D
7,2
Bocht 90° R=0,75D
7,8
Bocht 90° R=0,5D
10,6
13,2
Bocht 45° R=D
5,5
Bocht 45° R=0,75D
5,9
Verloop 60-50
7,0
Verloop 80-60
Verloop 80-70
Verloop 80-90
Verloop 80-100
Verloop 90-80
Verloop 100-80
22
Toevoer/afvoer
Toevoer/afvoer
Ø 60 in Pa
4,1
5,1
1,9
4,8
6,0
2,2
8,9
3,6
4,5
2,1
9,6
3,9
4,9
2,3
5,4
6,7
3,1
6,8
2,8
3,5
1,6
7,3
3,0
3,8
1,7
7,5
2,7
3,6
0,8
Algemeen
– Monteer leidingen, ter voorkoming van geluid, span-
ningvrij.
– Neergaande leidingen moeten worden voorzien van een
ontluchtingsmogelijkheid.
– De PH-waarde van het cv-water moet tussen de 3,5 en
de 8,5 liggen.
5.3 Sanitairaansluitingen + condensafvoer
De aansluitingen voor sanitair koud en sanitair warm zijn
weergegeven in de maatschetsen (zie fi guur 1.1). In de
afdichting van de sanitair koudwaterleiding is een door-
stroombergenzer geplaatst.
Inlaatcombinatie
In de koudwater-leiding dient een KIWA-gekeurde inlaat-
combinatie geplaatst te worden die voorzien is van een
terugslagklep, een overstort ventiel (8 bar) en een afsluiter.
Doseerventiel, fi lter
In de afdichting van de sanitair koudwaterleiding dient de
bijgeleverde doorstroombegrenzer geplaatst te worden
(zie fi guur 2). Voor de juiste werking is eveneens een
doseerventiel opgenomen bij de sanitairpomp (zie fi guur 1
- punt 22). In het koudwater-circuit is een fi lter opgeno-
men (fi guur 1 - punt 21). Het fi lter heeft als taak de door-
stroomsensor te beschermen tegen grove vuildeeltjes in
het leiding-systeem en dient tijdens een servicebeurt geïn-
specteerd en eventueel gereinigd te worden. Het fi lter is te
demonteren volgens fi guur 5.3.
Leiding diameters
Voor gelijktijdig tappen of voor het bereiken van de maxi-
male tapfl ow in combinatie met de ThermoElegance, die-
nen de koud en warm leidingdiameters daarop uitgelegd
te zijn. Te kleine diameters kunnen verhinderen dat de
maximale warmwater levering wordt bereikt.
Concentrisch
rechte pijp
bocht 90° R=D
bocht 45° R=D
drukbalans
Toevoer/afvoer
Ø 70 in Pa
Ø 80 in Pa
2,3
1,1
1,4
2,7
1,3
1,6
2,6
1,3
1,6
2,8
1,4
1,7
3,8
1,9
2,4
2,0
1,0
1,2
2,2
1,1
1,3
0,9
0,2
0,2
0,2
0,2
∅125 ∅80 glad
3
4
2
12
Toevoer/afvoer
Toevoer/afvoer
Ø 90 in Pa
Ø 100 in Pa
0,7
0,9
0,4
0,8
1,0
0,5
1,0
1,3
0,7
1,1
1,4
0,8
1,5
1,9
1,1
0,8
1,0
0,5
0,9
1,1
0,5
0,6
0,6
0,4
0,5
0,6
0,9
1,0
1,3
0,7
0,8
0,5