Opmerking
De aangegeven vermogens gelden voor een omgevingstemperatuur van -20 °C tot +40 °C tot en voor een installatiehoogte
tot 1 000 m boven het normale nulpunt.
Daarvan afwijkende waarden staan op het typeplaatje vermeld.
Neem bij afwijkende omgevingstemperaturen en installatiehoogten contact op met de Technical Support.
De transmissies en de transmissiemotoren zijn uitsluitend bedoeld voor het inzetgebied dat wordt beschreven in de
technische gegevens. Gebruik de de transmissie of de transmissiemotor niet buiten de vastgelegde vermogensgrenzen.
Afwijkende bedrijfsomstandigheden vereisen nieuwe contractuele overeenkomsten.
Plaats geen voorwerpen op de transmissie of de transmissiemotor.
1.4
Principiële plichten
De exploitant moet ervoor zorgen dat elke persoon die wordt belast met werkzaamheden aan de transmissie deze
bedieningshandleiding heeft gelezen en begrepen en deze op alle punten in acht neemt om:
● lichamelijke risico's en levensgevaar voor de gebruiker en derden te vermijden.
● de bedrijfsveiligheid van de transmissie te waarborgen.
● bedrijfsuitval en invloed op het milieu door een verkeerde handhaving uit te sluiten.
De volgende veiligheidsinstructies dienen in acht te worden genomen:
Voer de werkzaamheden aan de transmissiemotor alleen bij stilstand en spanningsloos uit.
Zeker het aandrijfaggregaat tegen ongewilde inschakeling, bijv. sleutelschakelaar afsluiten. Breng op het inschakelpunt een
waarschuwingsbord aan waaruit blijkt dat er aan de transmissiemotor wordt gewerkt.
Alle werkzaamheden moeten zorgvuldig en onder het aspect "Veiligheid" worden uitgevoerd.
Neem bij alle werkzaamheden de geldende voorschriften met het oog op arbeidsveiligheid en milieubescherming in acht.
Neem de waarschuwingen op de kenplaatjes van de transmissiemotor in acht. Er mag geen verf of vuil op de kenplaatjes
zitten. Vervang ontbrekende kenplaatjes.
Schakel bij veranderingen tijdens het bedrijf het aandrijfaggregaat onmiddellijk uit.
Beveilig roterende transmissieonderdelen, bijv. koppelingen, tandwielen of riemtransmissies, door overeenkomstige
veiligheidsvoorzieningen tegen aanraken.
Beveilig machine- resp. installatiedelen die tijdens de werking warmer dan +70 °C worden met overeenkomstige
beschermvoorzieningen tegen aanraking.
Bewaar de bevestigingsmiddelen van de beschermvoorzieningen bij het verwijderen op een veilige plaats. Breng de
verwijderde beschermvoorzieningen voor de inbedrijfstelling terug aan.
Zamel afgewerkte olie in en verwijder ze volgens de voorschriften. Verwijder eventueel gemorste olie onmiddellijk met
oliebindmiddel.
Voer geen laswerkzaamheden aan de transmissie uit. Gebruik de transmissie niet als massapunt voor laswerkzaamheden.
Voer een potentiaalvereffening uit volgens de hiervoor geldende voorschriften en richtlijnen. Dit dient door vakkundige
elektrotechnici te gebeuren.
Reinig de motor niet met een hogedrukreinigingsapparaat of gereedschap met scherpe randen.
Houd de toegestane aandraaimomenten voor de bevestigingsschroeven aan.
Vervang onbruikbaar geworden schroeven door nieuwe met dezelfde sterkteklasse en in dezelfde uitvoering.
Siemens AG is uitsluitend aansprakelijk voor originele reserveonderdelen.
De fabrikant die de transmissiemotoren in een installatie inbouwt, moet de voorschriften in de bedieningshandleiding in zijn
eigen bedieningshandleiding opnemen.
KA 2032
3
A5E36801104, 08/2015