5
Inbedrijfstelling
5.1
Algemene informatie voor de inbedrijfstelling
WAARSCHUWING
Onbedoeld starten van het aandrijfaggregaat
Aandrijfaggregaat tegen onopzettelijke inbedrijfstelling beveiligen.
Waarschuwingsbord op het inschakelpunt aanbrengen.
WAARSCHUWING
Gevaar voor uitglijden op olie
Eventueel gemorste olie onmiddellijk milieuvriendelijk met oliebindmiddel verwijderen.
WAARSCHUWING
Gevaarlijke spanningen en draaiende delen
Monteer voor de inbedrijfstelling alle afdekplaten die nodig zijn voor een correcte ventilatie. Voorkom het aanraken van
actieve / spanningvoerende of roterende onderdelen.
5.2
Controle van de isolatieweerstand
Werkzaamheden aan krachtstroominstallaties mogen uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd.
WAARSCHUWING
Gevaarlijke spanning aan de klemmen
De klemmen staan bij de meting, en direct na de meting, onder gevaarlijke spanningen. Raak de klemmen nooit aan!
U dient bij aangesloten netleidingen te waarborgen dat er geen spanning kan worden aangelegd.
Opmerking
Voorafgaand aan de inbedrijfstelling en na lange perioden van opslag of stilstand, moet eerst de isolatieweerstand worden
gemeten.
Lees voor begin van de meting van de isolatieweerstand de bedieningshandleiding van het gebruikte isolatiemeetinstrument.
Voor het meten van de isolatie dienen de reeds aangesloten kabels van de hoofdstroomkring van de klemmen te worden
verwijderd.
Opmerking
Wanneer de kritische isolatieweerstand wordt bereikt of onderschreden, dienen de wikkelingen te worden gedroogd of bij
uitgebouwde rotor grondig te worden gereinigd en gedroogd.
Let er na het drogen van de gereinigde wikkelingen op dat de isolatieweerstand bij een warme wikkeling kleiner is. De
isolatieweerstand kan alleen na omrekening naar de referentietemperatuur +25 °C juist worden beoordeeld.
Wanneer de gemeten waarde dichtbij de kritische waarde ligt, controleer dan de isolatieweerstand vervolgens met kortere
tussenpozen.
Meet de minimale isolatieweerstand van de wikkeling t.o.v. de motorbehuizing bij een wikkelingstemperatuur van +20 °C tot
+30 °C. Voor andere temperaturen gelden voor de isolatieweerstand andere waarden. Bij de meting dient u te wachten
totdat de eindwaarde van de weerstand is bereikt (na ca. 1 minuut).
Meet de kritische isolatieweerstand bij de bedrijfstemperatuur van de wikkeling.
grenswaarde
Voor de isolatieweerstand gelden bij een meetspanning van U
grenswaarden:
22
< 2 kV en een wikkeltemperatuur van +25 °C de volgende
N
KA 2032
A5E36801104, 08/2015