Probleem
Autofocus stelt niet goed
scherp.
Het onderwerp bevindt zich
buiten het
scherpstelgebied van het
opgenomen beeld.
De flitser flitst niet.
De camera schakelt
zichzelf langzaam uit
tijdens het aftellen van de
zelfontspanner.
Het beeld op het
beeldscherm is niet scherp.
B
1) Als de lens vuil is, reinig deze dan.
2) Het onderwerp bevindt zich mogelijk niet in het midden van het scherpstelkader tijdens het samenstellen
van het beeld.
3) Het onderwerp dat u aan het opnemen bent is mogelijk van een type dat niet past bij de autofocus
(pagina 68). Stel met de hand scherp (pagina 112).
4) De camera wordt mogelijk bewogen terwijl u aan het opnemen bent. Probeer op te nemen met de
anti-trilfunctie (pagina 92) of gebruik een statief.
5) U gebruikt mogelijk Quick Shutter en drukt de sluitertoets geheel in hetgeen een slechte scherpstelling
oplevert. Druk de sluitertoets halverwege in en geef de autofocus genoeg tijd om scherp te stellen.
Mogelijk is niet goed scherpgesteld op het beeld. Bij het samenstellen van het beeld dient u er op te letten dat
het onderwerp zich binnen het scherpstelkader bevindt
1) Als "
" (flitser uit) is geselecteerd als de flitserfunctie, schakel dan over op een andere functie
(pagina 72).
2) Laad de accu op (pagina 35) als deze leeg is.
3) Als een BEST SHOT scene geselecteerd is die de "
op een andere flitserfunctie (pagina 72) of selecteer een andere BEST SHOT scene (pagina 87).
De accu kan leeg zijn. Laad de accu op (pagina 35).
1) U gebruikt mogelijk de handmatige scherpstelfunctie en u heeft niet scherpgesteld op het beeld. Stel
scherp op het beeld (pagina 112).
2) U kunt mogelijk de macrofunctie
landschappen en portretten (pagina 105).
3) U probeert mogelijk autofocus of de oneindig-functie
foto. Gebruik de macrofunctie voor close-up foto's (pagina 106).
Mogelijke oorzaken en maatregel
" (flitser uit) flitsfunctie gebruikt, schakel dan over
gebruiken voor landschappen of portretten. Gebruik autofocus voor
te gebruiken bij het opnemen van een close-up
239
APPENDIX