02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Rechter stuurhendel
De draaiknop op het verlichtingspaneel in
stand 0:
02
•
Bi-Xenonkoplampen worden slechts
iedere vijfde sproeibeurt gesproeid, onge-
acht de tijd die is verstreken.
•
Halogeenkoplampen worden niet
gesproeid.
Regensensor*
De regensensor registreert de hoeveelheid
regen op de voorruit en activeert automatisch
de ruitenwissers op de voorruit. De gevoelig-
heid van de regensensor is in te stellen met het
duimwiel (C) (zie pagina 61).
*
62
Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
Draai het duimwiel omhoog voor een grotere
gevoeligheid en omlaag voor een lagere
gevoeligheid. (De wissers maken een extra
slag, als u het duimwiel omhoogdraait.)
Aan/Uit
Om de regensensor te activeren dient het con-
tact/de contactsleutel in stand I of II te staan
en de hendel van de ruitenwissers in stand 0
(niet geactiveerd).
Regensensor activeren:
Druk op de knop (B) (zie pagina 61). Een
displaysymbool geeft aan dat de regen-
sensor actief is.
U schakelt de regensensor op een van de vol-
gende manieren weer uit:
1. druk op de knop (B)
2. haal de hendel omlaag naar een ander wis-
programma. Als u de hendel omhoogduwt,
blijft de regensensor actief. De wissers
maken een extra slag en keren terug naar
de regensensorstand, wanneer u de hen-
del laat terugveren naar stand 0 (niet geac-
tiveerd) (zie pagina 61).
De regensensor wordt automatisch uitgescha-
keld, wanneer u de sleutel uit het contactslot
neemt of vijf minuten nadat u de auto van het
contact hebt gezet.
BELANGRIJK
In automatische wasstraten: Schakel de
regensensor uit door op knop (B) te druk-
ken, terwijl de contactsleutel in stand I of II
staat. De ruitenwissers kunnen anders in
beweging komen en daarbij beschadigd
raken.
Duimwiel
Met het duimwiel kunt u de wisfrequentie
instellen (als u de intervalstand hebt geselec-
teerd) of de gevoeligheid van de regensensor
(als u de regensensor hebt geactiveerd).