Download Print deze pagina

Volvo C70 2008 Instructieboekje pagina 58

Verberg thumbnails Zie ook voor C70 2008:

Advertenties

stuur toe te halen en de hendel weer los te
laten (zie pagina 58).
De verlichting wordt automatisch uitgescha-
keld, wanneer u de contactsleutel naar stand
I of 0 draait.
Instrumentenverlichting
De instrumentenverlichting brandt, wanneer de
contactsleutel in stand II staat en de verlich-
tingsdraaiknop (2) in een van de eindstanden.
De verlichting wordt bij daglicht automatisch
gedimd en valt bij donker handmatig te rege-
len.
Draai het duimwiel (3) omhoog of omlaag
voor een fellere of zwakkere verlichting.
Uitgebreide displayverlichting
Om de afleesbaarheid te verhogen van de kilo-
meterteller, dagteller, klok en buitentempera-
tuurmeter, springt de verlichting van deze
displayfuncties korte tijd aan bij het ontgren-
delen van de auto en het verwijderen van de
contactsleutel. Bij het vergrendelen van de
auto dooft de verlichting van de displayfunc-
ties.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Mistlichten
N.B.
De regels voor het gebruik van de mistlich-
ten verschillen van land tot land.
Mistlampen voorzijde*
De mistlampen vóór zijn in te schakelen in
combinatie met het groot licht/dimlicht of de
stadslichten/parkeerlichten vóór en de achter-
lichten.
Druk op de knop (4).
Het lampje in de knop (4) brandt, wanneer u de
mistlampen vóór hebt ingeschakeld.
Mistachterlicht
Het mistachterlicht is alleen in te schakelen
wanneer de koplampen branden wel of niet
gecombineerd met de mistlampen vóór.
Druk op de knop (6).
Het controlelampje voor het mistachterlicht op
het instrumentenpaneel en het lampje in de
knop (6) branden, wanneer het mistachterlicht
ingeschakeld is.
Verlichtingspaneel
Tankvulklep
Druk op de knop (5) om de tankvulklep te ope-
nen, wanneer de auto onvergrendeld staat (zie
pagina 128).
Remlichten
De remlichten gaan automatisch branden wan-
neer u remt.
Noodremlichten en automatische
alarmlichten, EBL*
Bij krachtig remmen of ABS-regeling worden
de noodremlichten (EBL, Emergency Brake
Lights) geactiveerd. Dit houdt in dat de rem-
lichten knipperen om het achteropkomend ver-
keer onmiddellijk te waarschuwen.
Het systeem wordt geactiveerd als het ABS
meer dan 0,5 seconden achtereen actief is of
bij krachtig afremmen, maar alleen bij snelhe-
den hoger dan 50 km/h. Wanneer de snelheid
van de auto tot onder de 30 km/h is gedaald,
branden de remlichten weer op de normale
manier en worden de alarmlichten automatisch
ingeschakeld. De alarmlichten blijven knippe-
ren totdat u weer wegrijdt, maar zijn uit te scha-
kelen met de knop voor de alarmlichten (zie
pagina 66).
*
Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
02
57

Advertenties

loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

V50 2008