Turbopomp start niet; groene
led op de elektronische aandrij-
feenheid knippert
De turbopomp weet niet het no-
minale toerental binnen de inge-
stelde opstarttijd te bereiken
Turbopomp bereikt niet de ultie-
me druk
● Voor de werking zon-
der bedieningseen-
heid: De pinnen 2-7
en 5-7 op de "X3"-ver-
binding zijn niet ver-
bonden
● Voor de werking via
RS-485: De brug tus-
sen pin 5 en 7 verbiedt
bedieningscomman-
do's
● Voor de werking via
RS-485: Parameters
niet ingesteld in de
elektronische aandrij-
feenheid
● Spanningsdaling in de
kabel is te hoog
● Voorvacuümdruk te
hoog
● Lekkage in de turbo-
pomp
● Gasdebiet te hoog
● Rotor draait niet soe-
pel, defect lager
● Instelpunt opstarttijd te
laag
Thermische belasting
door:
● gebrek aan ventilatie
● waterstroom te laag
● Voorvacuümdruk te
hoog
● omgevingstempera-
tuur te hoog
● Turbopomp is veront-
reinigd
● Lekkage vacuümka-
mer, leidingen of tur-
bopomp
● Sluit de verbindingen aan overeenkomstig het aan-
sluitschema van de elektronische aandrijfeenheid.
● Controleer de bruggen van de verbindingskabel.
● Verwijder de brug van de "X3"-verbinding.
● Controleer de verbindingskabel.
● Stel de parameters [P: 010] en [P: 023], via de inter-
face RS-485, in op 1 = "ON".
● Controleer de verbindingskabel.
● Gebruik een geschikte verbindingskabel.
● Controleer de compatibiliteit van de hulppomp (zie
technische gegevens).
● Controleer of de hulppomp werkt.
● Voer een lektest uit.
● Controleer de afdichtingen en flensverbindingen.
● Los de lekkages op.
● Verlaag de belasting van het procesgas.
● Controleer de turbopomp op geluidsontwikkeling
● Neem contact op met de serviceafdeling van Pfeif-
fer Vacuum.
● Gebruik een bedieningseenheid om de ingestelde
waarde opstarttijd te verlengen [P:700].
● Verlaag de thermische belasting.
─ Zorg voor geschikte luchttoevoer.
─ Pas de koelwaterstroom aan.
─ Verlaag de voorvacuümdruk.
─ Pas de omgevingscondities aan.
● Verwarm de turbopomp, indien nodig.
● Laat deze reinigen.
● Neem contact op met de serviceafdeling van Pfeif-
fer Vacuum.
● Voer vanaf de vacuümkamer de lekdetectie uit.
● Controleer de afdichtingen en flensverbindingen.
● Los de lekkages in het vacuümsysteem op.
Storingen
47/60