Algemene veiligheidsmaatregelen bij het gebruik van het product
► Neem alle geldende veiligheids- en ongevallenpreventievoorschriften in acht.
► Controleer of alle veiligheidsmaatregelen regelmatig in acht worden genomen.
► Stel lichaamsdelen niet bloot aan het vacuüm.
► Zorg altijd voor een veilige verbinding naar de aardingsgeleider (PE).
► Koppel nooit tijdens het bedrijf de stekkerverbindingen los.
► Neem de bovenstaande uitschakelprocedures in acht.
► Voordat u aan de hoogvacuümaansluiting gaat werken, dient u te wachten totdat de rotor volledig
► Neem het apparaat nooit in gebruik met een open hoogvacuümaansluiting.
► Houd leidingen en kabels altijd uit de buurt van hete oppervlakken (> 70°C).
► Vul of bedien de eenheid nooit met reinigingsmiddelen of restanten van reinigingsmiddelen.
► Voer niet uw eigen conversies of aanpassingen op de eenheid uit.
► Neem de beschermingsklasse van de eenheid vóór de installatie of de bediening in andere omge-
2.4 Gebruiksgrenzen van het product
Installatielocatie
Luchtdruk
Installatiehoogte
Relatieve luchtvochtigheid
Beschermingsklasse
Overspanningscategorie
Toegestane beschermingsklasse
Verontreinigingsgraad
Omgevingstemperatuur
Toegestaan magnetisch veld in de omgeving
Maximale thermische stralingsuitvoer
Maximale toegestane temperatuur voor het droog-
warmen bij de hoogvacuümflens
Tab. 2:
2.5 Correct gebruik
► Gebruik de turbopomp alleen voor het genereren van een vacuüm.
► Gebruik de turbopomp alleen in combinatie met een geschikte voorpomp, die de vereiste maxima-
► Gebruik de turbopomp alleen in afgesloten binnenruimtes.
► Gebruik de turbopomp alleen voor het afvoeren van droog- en inertgas.
is gestopt (rotatiesnelheid f = 0).
vingen in acht.
Toegestane omgevingscondities
Opmerkingen over omgevingsomstandigheden
De aangegeven toegestane omgevingstemperaturen zijn van toepassing op de werking
van de turbopomp bij de maximale toegestane tegendruk of bij de maximale gasdoorvoer,
afhankelijk van het koeltype. De turbopomp is intrinsiek veilig dankzij redundante tempera-
tuurbewaking.
● Het verlagen van de tegendruk of gasdoorvoer zorgt ervoor dat de turbopomp bij hoge-
re omgevingstemperaturen kan werken.
● Als de maximale toegestane bedrijfstemperatuur van de temperatuur wordt overschre-
den, verlaagt de elektronische aandrijfeenheid eerst de aandrijfuitvoer en schakelt de-
ze, indien nodig, vervolgens uit.
le voorvacuümdruk kan leveren.
Weerbestendig (interne ruimte)
530 hPa tot 1060 hPa
Max. 5000 m
max. 80%, bij T < 31 °C,
tot max. 50%, bij T ≤ 40 °C
III
II
IP44,
Type 12 overeenkomstig UL 50E
2
5 °C tot 30 °C met convectiekoeling zonder
gasdoorvoer
5 °C tot 35 °C met luchtkoeling
Zie "Technische gegevens"
Zie "Technische gegevens"
120 °C
Veiligheid
15/60