Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

De Cf-Flens Aan Cf-F Bevestigen - Pfeiffer Vacuum HIPACE 30 Gebruiksaanwijzing

Turbopomp
Verberg thumbnails Zie ook voor HIPACE 30:
Inhoudsopgave

Advertenties

Installatie
Aansluiting van een stelschroef met een zeskantkop en een tapgat
1. Gebruik alleen de goedgekeurde montagesets van Pfeiffer Vacuum voor de aansluiting.
2. Plaats de kraagflens over de hoogvacuümflens op de turbopomp.
3. Plaats de borgring in de zijgroef op de hoogvacuümflens van de turbopomp.
4. Bevestig de turbopomp op de contraflens volgens het diagram met behulp van de kraagflens,
5. Gebruik alle voorgeschreven componenten voor de turbopomp.
6. Schroef de stelschroeven met een zeskantkop in de tapgaten.
7. Zet de stelschroeven met zeskantkop in 3 fasen vast in tegenovergestelde paren.
Aansluiting van een tapeind en een tapgat
1. Gebruik alleen de goedgekeurde montagesets van Pfeiffer Vacuum voor de aansluiting.
2. Draai het vereiste aantal tapeinden met het kortere uiteinde in de gaten in de contraflens.
3. Plaats de kraagflens over de hoogvacuümflens op de turbopomp.
4. Plaats de borgring in de zijgroef op de hoogvacuümflens van de turbopomp.
5. Bevestig de turbopomp op de contraflens volgens het diagram met behulp van de kraagflens,
6. Gebruik alle voorgeschreven componenten voor de turbopomp.
7. Draai de moeren in 3 fasen vast in tegenovergestelde paren.
Aansluiting van een tapeind en een doorboring
1. Gebruik alleen de goedgekeurde montagesets van Pfeiffer Vacuum voor de aansluiting.
2. Plaats de kraagflens over de hoogvacuümflens op de turbopomp.
3. Plaats de borgring in de zijgroef op de hoogvacuümflens van de turbopomp.
4. Bevestig de turbopomp op de contraflens volgens het diagram met behulp van de kraagflens,
5. Gebruik alle voorgeschreven componenten voor de turbopomp.
6. Draai de moeren in 3 fasen vast in tegenovergestelde paren.
7. Aanhaalmoment: 5, 10, 16 ± 1 Nm
5.2.9 De CF-flens aan CF-F bevestigen
De verbindingstypen voor CF-installaties met een CF-flens zijn:
26/60
borgring en centreerring.
– Houd rekening met de minimale treksterkte van het flensmateriaal en de schroefdiepte.
– Aanhaalmoment: 5, 10, 16 ± 1 Nm
– Houd rekening met de minimale treksterkte van het flensmateriaal en de schroefdiepte.
borgring en centreerring.
– Aanhaalmoment: 5, 10, 16 ± 1 Nm
borgring en centreerring.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave