Klantenservice
2. Port forwarding instellen op de router
Om ervoor te zorgen dat de door u ingestelde SIP- en RTP-poortnummers ook bij de WAN-inter-
face met het openbare IP-adres worden gebruikt, definieert u voor de SIP- en RTP-poorten zoge-
heten port forwarding-regels op de router.
Port forwarding definiëren op de router:
De gebruikte begrippen kunnen afhankelijk van de router afwijken.
Om een poort vrij te schakelen, dient u de volgende gegevens in te voeren (voorbeeld):
Protocol
Openbare poort
UDP
49060
UDP
49004 – 49010
Protocol
Voer UDP als protocol in.
Openbare poort
poortnummer/poortnummerbereik van de WAN-interface
Lokale poort
Ingestelde poortnummers voor SIP- en RTP-poort op het toestel.
In de nieuwe firmware-versie van de Gigaset VoIP-toestellen kunt u een RTP-poortbereik
instellen. Op die manier kunt u ook voor dit bereik een port forwarding in de router definië-
ren.
Lokale host (IP)
Lokaal IP-adres van uw toestel in het LAN. Het huidige IP-adres van de telefoon wordt op het
display van de handset weergegeven als u de paging-toets op het basisstation indrukt.
Om ervoor te zorgen dat deze port forwarding ook kan worden uitgevoerd, moet in de DHCP-
instellingen van de router worden vastgelegd, dat aan het toestel altijd hetzelfde lokale IP-adres
wordt toegewezen. Dit betekent, dat het IP-adres van het toestel niet tijdens het gebruik door
DHCP mag worden gewijzigd. Als alternatief kunt u aan het toestel een vast (statisch) IP-adres
toewijzen. Let er echter op, dat dit IP-adres zich niet binnen het adressenbereik bevindt dat voor
DHCP is gereserveerd en dat het niet aan een andere deelnemer in het LAN is toegewezen.
146
Lokale poort
49060
49004 – 49010
Lokale host (IP)
192.168.2.10
192.168.2.10
voor SIP
voor RTP