10.1
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Voordat u gaat rijden, controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gere-
den.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
–
Motoroliepeil controleren. (
–
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren.
(
pag. 182)
–
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
(
pag. 188)
–
Remplaketten van de voorwielrem controleren. (
–
Remplaketten van de achterwielrem controleren. (
–
Controleren of het remsysteem goed werkt.
H02217-01
–
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
(
pag. 245)
–
Vervuiling van de ketting controleren. (
–
Kettingspanning controleren. (
–
Bandentoestand controleren. (
–
Bandenspanning controleren. (
–
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
RIJ-INSTRUCTIES 10
pag. 259)
pag. 185)
pag. 191)
pag. 166)
pag. 169)
pag. 208)
pag. 210)
121