3
Wijzig zo nodig de naam en kleur voor het profiel.
4
Selecteer een optie:
• Selecteer Gegevensschermen om de
gegevensschermen en gegevensvelden aan te passen
(Een gegevensscherm toevoegen, pagina
• Selecteer Standaardrittype om het bij dit
activiteitenprofiel passende type rit in te stellen, zoals rit
tussen kantoor en huis.
TIP: Na een rit die niet bij het profiel past, kunt u het
rittype handmatig bijwerken. Nauwkeurige rittypegegevens
zijn belangrijk voor het kiezen van fietsvriendelijke routes.
• Selecteer Segmenten om uw ingeschakelde segmenten
weer te geven
(Segmenten inschakelen, pagina
• Selecteer ClimbPro om de ClimbPro functie in te
schakelen
(ClimbPro gebruiken, pagina
• Selecteer Waarschuwingen om uw
trainingswaarschuwingen aan te passen
(Waarschuwingen, pagina
• Selecteer Automatische functies > Auto Lap om in te
stellen hoe rondes worden gemarkeerd
positie markeren, pagina
• Selecteer Automatische functies > Automatische
slaapstand om in te stellen dat het toestel automatisch in
de slaapstand gaat na 5 minuten inactiviteit
slaapstand gebruiken, pagina
• Selecteer Automatische functies > Auto Pause om in te
stellen wanneer de activiteiten-timer automatisch pauzeert
(Auto Pause gebruiken, pagina
• Selecteer Automatische functies > Auto Scroll om de
weergave van de pagina's met trainingsgegevens aan te
passen wanneer de activiteiten-timer loopt
gebruiken, pagina
23).
• Selecteer Timer start-modus om in te stellen hoe het
toestel het begin van een rit detecteert en dat de
activiteitentimer automatisch start
starten, pagina
24).
• Selecteer Voeding/hydratatie om te kunnen bijhouden
hoeveel u eet en drinkt.
• Selecteer MTB/CX > Registr grit/flow/spr om grit, flow
en sprongen te registreren.
• Selecteer Navigatie > Kaart om de kaartinstellingen aan
te passen
(Kaartinstellingen, pagina
• Selecteer Navigatie > Routebepaling om de route-
instellingen aan te passen
• Selecteer Navigatie > Navigatie-aanwijzingen om
navigatieberichten weer te geven met behulp van een
kaartweergave of tekstaanwijzing.
• Selecteer Navigatie > Waarschuwing scherpe bocht om
navigatiewaarschuwingen in te schakelen bij moeilijke
bochten.
• Selecteer GPS-modus om GPS uit te schakelen
(Indoortrainingen, pagina
wijzigen
(De satellietinstelling wijzigen, pagina
• Selecteer Aanraakgevoeligheid om de gevoeligheid van
het aanraakscherm aan te passen.
Alle wijzigingen die u aanbrengt worden opgeslagen in het
activiteitenprofiel.
Een gegevensscherm toevoegen
1
Selecteer
> Activiteitenprofielen.
2
Selecteer een profiel.
3
Selecteer Gegevensschermen > Voeg nieuw toe >
Gegevensscherm.
4
Selecteer een categorie en selecteer één of meer
gegevensvelden.
22
22).
4).
13).
22).
(Ronden op
23).
(Automatische
23).
23).
(Auto Scroll
(De timer automatisch
13).
(Route-instellingen, pagina
6) of de satellietinstelling te
24).
5
Selecteer
.
6
Selecteer een optie.
• Selecteer een andere categorie als u meer
gegevensvelden wilt selecteren.
• Selecteer
.
7
Veeg naar links of rechts om de lay-out te wijzigen.
8
Selecteer .
9
Selecteer een optie.
• Tik op een gegevensveld en tik dan op een ander
gegevensveld om de volgorde te wijzigen.
• Tik tweemaal op een gegevensveld om het te wijzigen.
10
Selecteer
.
Een gegevensscherm bewerken
1
Selecteer
> Activiteitenprofielen.
2
Selecteer een profiel.
3
Selecteer Gegevensschermen.
4
Selecteer een gegevensscherm.
5
Selecteer Indeling/gegev.velden.
6
Veeg naar links of rechts om de lay-out te wijzigen.
7
Selecteer .
8
Selecteer een optie.
• Tik op een gegevensveld en tik dan op een ander
gegevensveld om de volgorde te wijzigen.
• Tik tweemaal op een gegevensveld om het te wijzigen.
9
Selecteer
.
Volgorde van gegevensschermen wijzigen
1
Selecteer
> Activiteitenprofielen.
2
Selecteer een profiel.
3
Selecteer Gegevensschermen >
4
Selecteer een gegevensscherm.
5
Selecteer
of
6
Selecteer
.
Waarschuwingen
U kunt waarschuwingen gebruiken voor trainingen met
specifieke doelstellingen voor tijd, afstand, calorieën, hartslag,
cadans en vermogen. Waarschuwingsinstellingen worden
opgeslagen bij uw activiteitenprofiel.
Bereikwaarschuwingen instellen
14).
Als u een optionele hartslagmeter, cadanssensor of
vermogensmeter hebt, kunt u bereikwaarschuwingen instellen.
Een bereikwaarschuwing wordt afgegeven wanneer het toestel
een waarde meet die boven of onder een opgegeven
waardenbereik ligt. Zo kunt u bijvoorbeeld instellen dat het
toestel u waarschuwt als uw cadans lager is dan 40 rpm of
hoger dan 90 rpm. U kunt ook een trainingszone gebruiken voor
de bereikwaarschuwing
1
Selecteer
> Activiteitenprofielen.
2
Selecteer een profiel.
3
Selecteer Waarschuwingen.
4
Selecteer Hartslagwaarschuwing, Cadanswaarschuwing
of Vermogenswaarschuwing.
5
Selecteer de minimum- en maximumwaarde of selecteer
zones.
Telkens als u boven of onder het opgegeven bereik komt, wordt
een bericht weergegeven. U hoort ook een pieptoon als
geluidssignalen zijn ingeschakeld
uitschakelen, pagina
.
.
(Trainingszones, pagina
(De toesteltonen in- en
24).
Uw toestel aanpassen
11).