Wanneer u uw toestel synchroniseert met uw smartphone,
verschijnen recente activiteiten en prestatiemetingen van uw
andere Garmin toestellen op uw Edge 1030 Plus toestel.
Persoonlijke records
Bij het voltooien van een rit worden op het toestel eventuele
nieuwe persoonlijke records weergegeven die u tijdens deze rit
hebt gevestigd. Tot uw persoonlijke records behoren uw snelste
tijd over een standaardafstand, uw langste rit en de grootste
stijging tijdens een rit. Indien het toestel wordt gekoppeld met
een compatibele vermogensmeter, wordt het maximale
vermogen weergegeven dat tijdens een periode van 20 minuten
is geregistreerd.
Uw persoonlijke records weergeven
Selecteer Mijn statistieken > Persoonlijke records.
Een persoonlijk record terugzetten
U kunt elk persoonlijk record terugzetten op de vorige waarde.
1
Selecteer Mijn statistieken > Persoonlijke records.
2
Selecteer een record om terug te zetten op de vorige waarde.
3
Selecteer Vorig record >
OPMERKING: Opgeslagen activiteiten worden op deze
manier niet gewist.
Een persoonlijk record verwijderen
1
Selecteer Mijn statistieken > Persoonlijke records.
2
Selecteer een persoonlijk record.
3
Selecteer
>
.
Trainingszones
• Hartslagzones
(Uw hartslagzones instellen, pagina
• Vermogenszones
(Uw vermogenszones instellen,
pagina
18)
Navigatie
Navigatiefuncties en -instellingen worden ook gebruikt bij het
navigeren van koersen
(Koersen, pagina
(Segmenten, pagina
4).
• Locaties en plaatsen zoeken
• Een koers plannen
(Koersen, pagina
• Route-instellingen
(Route-instellingen, pagina
• Kaartinstellingen
(Kaartinstellingen, pagina
Locaties
U kunt op het toestel locaties vastleggen en bewaren.
Uw locatie markeren
Voordat u een locatie kunt markeren, dient u satellieten te
zoeken.
Als u oriëntatiepunten wilt onthouden of wilt terugkeren naar een
bepaald punt, markeer dan de locatie op de kaart.
1
Maak een rit.
2
Selecteer Navigatie >
Locaties opslaan vanaf de kaart
1
Selecteer Navigatie > Zoek op kaart.
2
Zoek de gewenste locatie op de kaart.
3
Selecteer de locatie.
Er verschijnt informatie over de locatie boven aan de kaart.
4
Selecteer de informatie over de locatie.
5
Selecteer
>
.
Navigatie
.
17)
12) en segmenten
(Locaties, pagina
11)
12)
14)
13)
> Markeer positie >
.
Naar een locatie navigeren
1
Selecteer Navigatie.
2
Selecteer een optie:
• Selecteer Zoek op kaart als u naar een locatie op de
kaart wilt navigeren.
• Selecteer Zoeken om naar een nuttig punt (POI), stad,
adres, kruispunt of locatie met bekende coördinaten te
navigeren.
TIP: U kunt
selecteren om uw zoekgebied te verfijnen.
• Selecteer Opgeslagen locaties om naar een opgeslagen
locatie te navigeren.
TIP: U kunt
selecteren om specifieke zoekinformatie in
te voeren.
• Selecteer Recent gevonden om te navigeren naar een
van de laatste 50 locaties die u hebt gevonden.
• Selecteer
> Selecteer het zoekgebied om uw
zoekgebied te verfijnen.
3
Selecteer een locatie.
4
Selecteer Rijden.
5
Volg de instructies op het scherm naar uw bestemming.
Terug naar startlocatie navigeren
Tijdens een rit kunt u op ieder gewenst moment terugkeren naar
het startpunt.
1
Maak een rit.
2
U kunt op elk moment vanaf de bovenkant van het scherm
naar beneden vegen en op de bedieningswidget Terug naar
start selecteren.
3
Selecteer Langs dezelfde route of Meest directe route.
4
Selecteer Rijden.
Het toestel navigeert terug naar het startpunt van uw rit.
Stoppen met navigeren
1
Blader naar de kaart.
2
Selecteer
>
.
Locaties bewerken
1
Selecteer Navigatie > Opgeslagen locaties.
2
Selecteer een locatie.
3
Selecteer de informatiebalk boven in het scherm.
4
Selecteer
.
5
Selecteer een kenmerk.
Selecteer bijvoorbeeld Wijzig hoogte om een bekende hoogte
voor de locatie op te geven.
6
Voer de nieuwe informatie in en selecteer
Een locatie verwijderen
1
Selecteer Navigatie > Opgeslagen locaties.
2
Selecteer een locatie.
.
11