Kies een positieve (+) waarde voor lichte opnamen. Kies een
negatieve (–) waarde voor donkere opnamen.
U kunt een belichtingscorrectiewaarde kiezen tussen –2.0 en +2.0 LW
in stappen van 1/3 LW.
4
Druk op de knop 3.
De opnamestand wordt geactiveerd.
• Als een histogram wordt weergegeven in de foto-opnamestand of
weergavestand, kunt u controleren of d de belichting correct is (p.33).
• Belichtingscorrectie is niet beschikbaar in de stand b (Autom.
opname) of 9 (Groen).
De instelling van de belichtingscorrectie opslaan 1p.168
De helderheid corrigeren (Instelling D-Range)
Hiermee wordt het dynamische bereik vergroot en wordt voorkomen
dat zich heldere en donkere gebieden voordoen. Met [Hooglichtcor.]
wijzigt u de heldere gebieden als het beeld te helder is en met
[Schaduwcorrectie] wijzigt u de donkere gebieden als het beeld
te donker is.
1
Druk in de stand A op de knop 3.
Het menu [A Opnemen] verschijnt.
2
Gebruik de vierwegbesturing (23) om [Inst, D-range]
te selecteren.
3
Druk op de vierwegbesturing (5).
Het scherm [Inst, D-range] verschijnt.
4
Gebruik de vierwegbesturing
(23) om [Hooglichtcor.] of
[Schaduwcorrectie] te
selecteren.
5
Gebruik de vierwegbesturing (45) om O of P
te selecteren.
Inst, D-range
Hooglichtcor.
Schaduwcorrectie
MENU
3
139