De automacro instellen
Wanneer [Automacro] is ingeschakeld, wordt de scherpstelling indien
nodig aangepast aan het macrobereik (afstand tot het onderwerp
is 10 cm tot 60 cm), zelfs als de scherpstelling AF (Standaard) is.
Wanneer Automacro is uitgeschakeld en de scherpstelling is ingesteld
op standaard (=), werkt de AF alleen binnen het standaardbereik
en wordt er niet scherpgesteld in het macrobereik.
Wanneer de scherpstelling is ingesteld op Macro of 1cm Macro, wordt
de scherpstelling alleen aangepast binnen het betreffende macrobereik
en wordt er niet scherpgesteld binnen het standaardbereik.
3
1
Druk in de stand A op de knop 3.
Het menu [A Opnemen] verschijnt.
2
Gebruik de vierwegbesturing (23) om [AF-instelling] te
selecteren.
3
Druk op de vierwegbesturing (5).
Het scherm [AF-instelling] verschijnt.
4
Gebruik de vierwegbesturing
(23) om [Automacro] te
selecteren.
5
Gebruik de vierwegbesturing (45) om O (Aan)/P (Uit) te
selecteren.
De instelling wordt opgeslagen.
6
Druk tweemaal op de knop 3.
De opnamestand wordt geactiveerd.
126
AF-instelling
AF-veld
Automacro
AF Hulplicht
MENU