5.12
Elektrische aansluitingen
Aantekeningen over de veiligheid voor de elektriciteitsaansluitingen
De elektriciteitsaansluitingen moeten worden uitgevoerd als er geen elektrische voeding is.
De elektriciteitsaansluitingen moeten uitgevoerd worden volgens de normen die van kracht zijn in het land van
bestemming, door gekwalificeerd personeel. Raadpleeg de elektrische schema's.
De constructeur kan niet aansprakelijk gesteld worden voor wijzigingen of aansluitingen die verschillen van
GEVAAR
diegene die aangeduid worden op de elektrische schema's.
Controleer of de stroomtoevoer van de brander overeenkomt met de stroom die op het identificatieplaatje en in
deze handleiding aangeduid wordt.
Het brandermodel RS 810/EV BLU uitgerust met REC 37... kunnen in de modus FS1 of FS2 werken. Zie
paragraaf "Wijziging van de parameter voor continu/intermitterend bedrijf (FS2/FS1)" op pag. 36 Zie de volgende
opmerkingen voor het type ingestelde werking.
De branders FS1 zijn goedgekeurd voor intermitterende werking. Dat betekent dat de brander 'volgens
voorschrift' tenminste 1 keer in 24 uur tot stilstand moeten komen, opdat de elektrische controledoos zijn eigen
veiligheid en efficiëntie kan controleren. Gewoonlijk wordt het stilleggen van de brander verzekerd door de
thermostaat/drukschakelaar van de ketel. Indien dit niet het geval is, moet in serieschakeling met TL een
uurschakelaar aangebracht worden die er voor zorgt dat de brander FS1 minstens eenmaal in 24 uren tot
stilstand komt. Raadpleeg de elektrische schema's.
De branders FS2 zijn goedgekeurd voor intermitterende werking. Dat betekent dat de brander 'volgens
voorschrift' tenminste 1 keer in 72 uur tot stilstand moeten komen, opdat de elektrische controledoos zijn eigen
veiligheid en efficiëntie kan controleren. Gewoonlijk wordt het stilleggen van de brander verzekerd door de
thermostaat/drukschakelaar van de ketel. Indien dit niet het geval is, moet in serieschakeling met TL een
uurschakelaar aangebracht worden die er voor zorgt dat de brander FS2 minstens eenmaal in 72 uren tot
stilstand komt. Raadpleeg de elektrische schema's.
De elektrische veiligheid van het toestel wordt enkel bereikt wanneer de brander zelf correct aangesloten is op
een doeltreffende aardinstallatie, die uitgevoerd werd volgens de van kracht zijnde normen. Deze fundamentele
veiligheidsvereiste moet noodzakelijk gecontroleerd worden. In geval van twijfels moet bevoegd personeel
gecontacteerd worden dat een zorgvuldige controle van de elektrische installatie moet uitvoeren. Gebruik de
gasleidingen niet als aarding van elektrische toestellen.
De elektrische installatie moet geschikt zijn voor het maximumvermogen dat geabsorbeerd wordt door het toestel,
dat aangeduid wordt op het plaatje en in de handleiding, door te controleren of vooral de doorsnede van de kabels
geschikt is voor het vermogen dat geabsorbeerd wordt door het toestel.
Voor de stroomtoevoer van het toestel vanaf het elektriciteitsnet:
- gebruik geen adapters, meervoudige stopcontacten, verlengsnoeren;
- voorzie een meerpolige schakelaar met een opening van minstens 3 mm tussen de contacten (categorie
overspanning III) zoals voorzien wordt door de van kracht zijnde veiligheidsnormen.
Raak het toestel niet aan met natte of vochtige lichaamsdelen en/of indien u op blote voeten loopt.
Trek niet aan de elektriciteitskabels.
Controleer of de elektrische aansluitingen in de ketel conform de nationale en plaatselijke veiligheidsnormen zijn.
De fasegeleider en de neutraalgeleider mogen niet omgewisseld worden (gevolgen: gevaarlijke storingen, verlies
van de beveiliging tegen elektrische schokken, enz...).
Controleer of de kabelgangen van de verbonden kabels conform de toepasbare standaards zijn (bijv. EN60730 en
EN60335).
Zorg er tijdens de bekabeling van de inrichting voor dat de kabels met netwerkspanning AC 230 V een andere
ligging hebben dan de laagspanningskabels, om te voorkomen dat u door elektriciteit getroffen wordt.
Voordat
u
een
onderhouds-,
controlewerkzaamheid uitvoert:
Onderbreek de stroomtoevoer naar de brander
met de hoofdschakelaar van de inrichting.
GEVAAR
Sluit de blokkeerkraan van de brandstof.
GEVAAR
Voorkom de vorming van condens, ijs en
waterinsijpelingen.
GEVAAR
Verwijder de kap als hij nog aanwezig is, en voer de elektrische
aansluitingen uit volgens de elektriciteitsschema's.
Gebruik flexibele kabels conform EN 60 335-1.
Installatie
schoonmaak-
of
25
NL
20163085