Inhoudsopgave
Advertenties
6.3.3
Tussenliggende debieten
Het instellen van de minimale en maximale druk bepaalt
automatisch de waarden van de drukken en dus van de
tussenliggende debieten.
Tijdens het regelen van de minimale en maximale druk is het
voldoende om een acceptabel teveel aan verbrandingslucht te
regelen dat alleen visueel wordt beoordeeld.
Pas nadat de minimum- en maximumdruk zijn ingesteld voert u
een nauwkeurige regeling van de verbranding uit op de
verschillende modulatieposities waarbij u alleen ingrijpt op de
regeling van het luchtdebiet met de schroeven 3)(Afb. 31) van de
nok
Druk kort op de knop 2)(Afb. 27 op pag. 26) "Toename
vermogen" zodat de servomotor ongeveer 15° wordt gedraaid.
Regel de schroeven tot u een optimale verbranding verkrijgt.
Ga op dezelfde wijze te werk met de volgende schroeven.
Let erop dat de variatie van het profiel van de nok geleidelijk
gebeurt.
Nadat de verbranding is geregeld vergendelt u de schroeven 4)
(Afb. 31) en controleert u de ontsteking opnieuw: deze moet een
geluidsniveau hebben dat gelijk is aan de volgende werking.
Als er schokken optreden, het debiet bij de ontsteking verlagen.
OPMERKING:
De servomotor volgt de afstelling van de nok III alleen
wanneer u de hoek van de nok verkleint.
Als de hoek van de nok daarentegen moet worden vergroot,
is het nodig om eerst de hoek van de servomotor te
vergroten met de toets "toename vermogen", dan de hoek
van de nok III te vergroten en vervolgens de servomotor in
de stand MIN. vermogen terug te zetten met de toets
"afname vermogen".
D889
Voor de eventuele regeling van de nok III, vooral voor kleine
verplaatsingen, kan de speciale sleutel 10)(Afb. 32) gebruikt
worden die wordt tegengehouden door een magneet onder de
servomotor.
20166450
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
Afb. 32
28
Waarschuwingen
Om correct geijkt te worden, moet de excentriek 7)(Afb. 30
op pag. 27) over het gehele gebied van de servomotor (20°
÷ 130°) werken: bij elke verandering van de servomotor
moet deze overeenkomen met een drukverandering.
Breng de zuiger van de regelaar nooit tot het einde: de
stopring 4)(Afb. 30 op pag. 27) bepaalt de maximale slag.
Nadat de regeling is voltooid en de brander is uitgeschakeld,
moet u na het ontgrendelen van de servomotor door knop
3)(Afb. 32) in te drukken en naar rechts te draaien,
handmatig controleren of er geen blokkeringen zijn tussen
0° en 130°.
Als het debiet van de toevoer van de verstuiver moet
gecontroleerd worden: open de brander, sondeer de
verstuiver, simuleer de ontsteking en voer de weging van de
brandstof uit aan de max. en min. druk.
Om de ontsteking van de vlam te vergemakkelijken, stelt u in
de minimale modulatiepositie de druk bij de terugloop van
de verstuiver in op een waarde tussen 3 en 6 mbar met een
luchtdruk op de kop, gemeten aan het meetpunt 12)(Afb. 5,
pagina 12) van 5 mbar.
Als zich tijdens de regeling van het maximale debiet
vlaminstabiliteit of schommelingen in de druk op de
terugloop voordoen, is het noodzakelijk om deze druk te
verlagen totdat de storing wordt opgelost.
Bij het regelen van de tussenliggende debieten wordt
aangeraden om de lucht zodanig in te stellen dat het lager
die over de plaat met variabel profiel van de nok schuift zich
direct naast een van de schroeven 3)(Afb. 32) bevindt, dit
om ervoor te zorgen dat de regeling die op een schroef
wordt uitgevoerd, de aangrenzende regelingen zo min
mogelijk veranderd.
6.3.4
Servomotor
De servomotor regelt tegelijkertijd de luchtklep door middel van
de nok met variabel profiel en de drukvariator. De rotatiehoek van
de servomotor is 130° in 42 s.
Wijzig de in de fabriek afgestelde regeling niet van de 5 nokken
waarmee deze uitgerust is; controleer alleen of ze als volgt zijn:
Nok I :
130°
Nok II :
0°
Nok III :
20°
Nokken IV - V:
D3923
NL
Beperkt de rotatie naar het maximum.
Beperkt de rotatie naar het minimum.
Wanneer de brander uitgeschakeld is,
moet de luchtklep gesloten zijn: 0°.
Regelt de positie van ontsteking en
MIN-vermogen.
Niet gebruikt.
Afb. 33
Advertenties
Inhoudsopgave
