Inhoudsopgave
Advertenties
5.4
Werkingspositie
De brander is voorzien om uitsluitend in de
posities 1, 2, 3 en 4 te werken (Afb. 10).
Het beste kan hij in de positie 1 geïnstalleerd
worden omdat alleen in deze positie het
LET OP
onderhoud uitgevoerd kan worden zoals in
deze handleiding beschreven wordt.
De installaties 2, 3 en 4 staan de werking toe,
maar
inspectiehandelingen van de branderkop
minder toegankelijk.
Alle andere posities zijn niet goed voor een
goede werking.
Installatie
verboden.
GEVAAR
5.5
Ketelplaat
Boor gaten in de dichtingsplaat van de verbrandingskamer, zoals
wordt aangegeven in (Afb. 11).
Met behulp van de thermische flensdichting - samen met de
brander geleverd - kunt u de juiste positie van te boren gaten
vinden.
mm
A
RL 190/M
230
5.6
Lengte van de monding
Bij het kiezen van de lengte van de monding moet u rekening
houden met de voorschriften van de ketelfabrikant. De kop moet
in ieder geval langer zijn dan de totale dikte van de keteldeur en
het hittebestendig materiaal. De verkrijgbare lengte, L (mm), is
370 mm.
Voor ketels met circulatie van rookgassen vooraan 12)(Afb. 12)
of met vlaminversiekamer, moet een vuurvaste bescherming 10)
aangebracht worden tussen het vuurvaste materiaal van de ketel
11) en de monding 9)(Afb. 12).
De bescherming moet zodanig aangebracht worden dat de
monding verwijderd kan worden.
Voor ketels waarvan de voorkant met water gekoeld wordt, is
geen vuurvaste bescherming 10)-11)(Afb. 12) nodig als de
fabrikant van de ketel er niet uitdrukkelijk om vraagt.
Installatie
maken
de
onderhouds-
5
is
om
veiligheidsredenen
B
325-368
1
D7739
en
C
M 16
Tab. G
17
NL
2
3
4
5
Afb. 10
D455
Afb. 11
20166450
Advertenties
Inhoudsopgave
