Nederlands
pas mogelijk mag zijn, wanneer de „ontgrende-
lingstoets" met de hand is ingedrukt!
Voor wikkelingsschade die wordt veroorzaakt
door ongeschikte motorbewaking vervalt om
deze reden de garantie!
Dichtheidsbewaking motorruimte (alleen
MTC 32F17...F33)
• De dichtheidselektrode in de motorruimte moet
via een evaluatierelais worden aangesloten. Wij
raden hiervoor het relais „NIV 101" aan. De drem-
pelwaarde bedraagt 30 kOhm. Bij het bereiken
van de drempelwaarde moet een uitschakeling
plaatsvinden.
Aansluiting van de optioneel verkrijgbare
elektrode voor de afdichtingsruimte van de
oliesperkamer
• De elektrode voor de afdichtingsruimte moet via
een evaluatierelais worden aangesloten. Wij raden
hiervoor het relais „ER 143" aan. Bij het gebruik
buiten explosiebeveiligde zones kan het relais
„NIV 101" worden gebruikt. De drempelwaar-
de bedraagt 30 kOhm. Bij het bereiken van de
drempelwaarde moet een waarschuwing of een
uitschakeling volgen.
LET op!
Als er alleen een waarschuwing volgt, kan het
aggregaat volledig worden vernietigd door
het binnenstromende water. Wij raden aan het
aggregaat altijd uit te schakelen!
5.7. Contactor en inschakelmethoden
5.7.1. Contactor
De minimale vereiste voor motoren met vrij
kabeleinde is een thermisch relais/contactor met
temperatuurcompensatie, differentieelschakeling
en herinschakelblokkering conform VDE 0660 en
de nationale voorschriften.
Als het product op een elektriciteitsnet wordt
aangesloten waar vaak storingen optreden, ad-
viseren wij extra beveiligingssystemen in te bou-
wen (bijv. overspannings-, onderspannings- of
faseuitvalrelais, bliksembeveiliging, enz.). Verder
adviseren wij de montage van een aardlekscha-
kelaar.
Bij het aansluiten van het product moeten de
plaatselijke en wettelijke voorschriften in acht
worden genomen.
5.7.2. Inschakelmethoden
Inschakeling direct
Bij vollast moet de contactor op de toegekende
stroom volgens het typeplaatje worden inge-
steld. Bij gebruik in deellast wordt aanbevolen de
contactor 5 % boven de gemeten stroom op het
gebruikspunt in te stellen.
68
Inschakeling ster-driehoek
Als de contactor in de streng van de motor is
geïnstalleerd: de contactor op 0,58 x toegekende
stroom instellen.
Als de contactor in de voedingsleiding is geïn-
stalleerd: de contactor op toegekende stroom
instellen.
De opstarttijd in de sterschakeling mag max. 3 s
bedragen.
Inschakeling zachte start
• Bij vollast moet de contactor op de toegekende
stroom op het gebruikspunt worden ingesteld. Bij
gebruik in deellast wordt aanbevolen de contactor
5 % boven de gemeten stroom op het gebruiks-
punt in te stellen.
• De stroomopname moet tijdens het volledige
gebruik onder de nominale stroom liggen.
• Wegens de voorgeschakelde contactor moet de
aan‑ resp. uitloop binnen 30 sec. afgesloten zijn.
• Om vermogensverlies tijdens het gebruik te
vermijden, dient de elektronische starter (zachte
start) na het bereiken van het nominale gebruik te
overbruggen.
Gebruik met frequentieomvormers
Het product mag niet aan frequentieomvormers
worden gebruikt.
6. Ingebruikneming
Het hoofdstuk „Ingebruikneming" bevat alle
belangrijke aanwijzingen voor het bedienings-
personeel voor de veilige ingebruikneming en
bediening van het product.
De volgende randvoorwaarden moeten absoluut
nageleefd en gecontroleerd worden:
• opstellingstype
• modus
• minimaal onderdompelingspeil/max. indompel-
diepte
Na een langere periode van stilstand moeten
deze randvoorwaarden eveneens gecontroleerd
worden en moeten gebreken verholpen worden!
Deze handleiding moet altijd bij het product of op
een daarvoor bestemde plaats worden bewaard,
die voor al het bedieningspersoneel altijd toegan-
kelijk is.
Om materiële schade en letsel bij de ingebruik-
neming van het product te vermijden, moeten
de volgende punten absoluut in acht genomen
worden:
• De ingebruikneming van het aggregaat mag al-
leen door gekwalificeerd en geschoold personeel
met inachtneming van de van de veiligheidsvoor-
schriften worden uitgevoerd.
• Het volledige personeel dat aan of met het pro-
duct werkt, moet deze handleiding ontvangen,
gelezen en begrepen hebben.
• Alle veiligheidssystemen en nooduitschakelingen
zijn aangesloten en werden op gecontroleerd op
juiste werking.
WILO SE 05/2016 V4.0 DIN A4
INGEBRUIKNEMING