Algemene informatie
TC-opties
Optimale tractiecontrole-in-
stelling voor gebruik op de
weg voor natte of gladde
Rain
omstandigheden, zorgt
voor minimale slip van het
achterwiel.
Optimale tractiecontro-
le-instelling voor gebruik
Road
op de weg, laat minimale
achterwielslip toe.
Tractiecontrole is ingesteld
voor gebruik op de weg en
Sport
laat meer achterwielslip toe
dan in Road-modus.
Tractiecontrole is ingesteld
voor offroad gebruik en laat
Track
meer achterwielslip toe dan
in de Sport-modus.
Tractiecontrole is
uitgeschakeld. Het
Uit
waarschuwingslampje 'TC
uitgeschakeld' gaat branden
(zie pagina 82).
Zie pagina 96 voor meer informatie
over het instellen van de opties voor de
RIDER-modus.
96
De opties van de RIDER-modus
instellen
Let op
Tijdens het instellen van de RIDER-
modus kan de tractiecontrole in- of
uitgeschakeld worden.
Als de RIDER-modus is geselecteerd,
treden
wijzigingen
ABS- en TTC-systemen onmiddellijk in
werking.
Als de ROAD- of TRACK-modus gese-
lecteerd is, treden de instellingen van
de RIDER-modus pas in werking als de
RIDER-modus wordt geselecteerd (zie
pagina 94).
Om de opties van de RIDER-modus in te
stellen, terwijl de motorfiets stilstaat en
in neutraal staat, zet u het contact in de
stand ON (AAN).
•
Druk herhaaldelijk op de modusknop
op de schakelaarbehuizing aan de
linker handgreep tot de RIDER-
modus geselecteerd is.
•
Houd de modusknop ingedrukt tot
MAP op het display wordt weerge-
geven.
of:
•
Druk herhaaldelijk op de scrollknop
tot SEtUP wordt weergegeven op
het display. Druk ter bevestiging op
de instelknop.
aan
de
MAP-,