•
Als de instellingen van ABS, MAP en
TTC eenmaal zijn gewijzigd, wordt
de geselecteerde rijmodus weerge-
geven en is de vorige modus niet
meer zichtbaar.
•
Rijd weer verder zoals gewoonlijk.
•
Als een van de systemen (ABS, MAP
en TTC) de door de geselecteerde
rijmodus gespecificeerde instellingen
niet wijzigt, knippert zowel het
pictogram van de vorige als van de
geselecteerde rijmodus.
1.
Onvolledige moduswijziging (knippert)
•
Het knipperen van twee picto-
grammen voor de rijmodus geeft
aan dat de ABS-, MAP- en TTC-in-
stellingen die door de geselecteerde
rijmodus zijn gespecificeerd, niet
correct zijn geselecteerd. In dit geval
kunnen de waarschuwingslampjes
van de ABS, MIL of TTC gaan
branden, afhankelijk van de huidige
status van elk systeem.
Bij een onvolledige moduswijziging:
•
Breng de motorfiets veilig tot stil-
stand.
•
Selecteer Neutraal.
•
Zet het contact uit en weer aan.
•
Selecteer de gewenste rijmodus.
1
Algemene informatie
•
Start de motor opnieuw en rij
verder.
Waarschuwing
Stop de motor niet met de contact-
schakelaar
of
wanneer de motorfiets rijdt.
Breng de motorfiets altijd veilig tot
stilstand en schakel hem in de vrij
voordat u de motor stopt.
Door de motor tijdens het rijden te
stoppen via het contact of de motor-
stopschakelaar kan het achterwiel
blokkeren, wat leidt tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Voorzichtig
Normaliter dient de motor te worden
uitgeschakeld door de contactschake-
laar in de stand OFF (UIT) te zetten.
De motorstopschakelaar is uitsluitend
bedoeld voor gebruik in een noodgeval.
Laat het contact niet ingeschakeld
als de motor is uitgeschakeld. Dit
kan beschadiging van het elektrische
systeem tot gevolg hebben.
motorstopschakelaar
101