10.13 EPA-instelling
De afkorting "EPA" betekent "End Point Adjustment", wat staat voor de instelling van de eindpositie.
EPA- instelling voor de stuurfunctie::
Hier kunt u precies bepalen hoe groot de maximaal toelaatbare uitslag voor de stuurservo naar links en rechts altijd
mag zijn, zodat deze niet mechanisch blokkeert (en dus beschermd is tegen beschadiging van de aandrijving). De
instelling is afzonderlijk mogelijk voor beide draairichtingen van de stuurservo.
EPA-instelling voor de aandrijffunctie:
Door de EPA-instelling voor de aandrijffunctie bij een elektronische snelheidsregelaar te wijzigen, wordt de maximum-
snelheid bij het vooruit- en achteruitrijden beperkt. De instelling kan voor elke rijrichting afzonderlijk worden gemaakt.
Bij een verbrandingsvoertuig met een gasservo kan precies worden aangegeven hoe groot de maximaal toelaat-
bare uitslag in beide richtingen mag zijn, zodat deze niet mechanisch blokkeert (en de transmissie dus niet wordt
beschadigd). De afstelling is afzonderlijk mogelijk in beide draairichtingen van de gasservo (zo kan de volgasstand
correct worden ingesteld - en als de rem ook via de gasservo wordt aangestuurd, kan de maximale remkracht worden
ingesteld).
U kunt de EPA-instelling gebruiken om bijvoorbeeld de snelheid voor vooruitrijden te beperken, maar de
snelheid voor achteruitrijden ongewijzigd te laten (met de Dualrate-instelling veranderen beide snelheden
tegelijk).
Na wijziging van de EPA-instelling is het aan te bevelen de trim van de aandrijffunctie te corrigeren (zie
hoofdstuk 10.10).
Indien een elektronische snelheidsregelaar wordt gebruikt, dan kan het ook nodig zijn de neutraal- en
volgasstand op de snelheidsregelaar opnieuw te programmeren.
Ga verder met de volgende stappen als u de instellingen wilt wijzigen:
Koppel eerst de ontvanger los van de spanning-/stroomvoorziening en schakel dan het modelvoertuig uit.
Schakel de zender uit.
Plaats het voertuig op een stabiele ondergrond, zodanig de wielen vrij kunnen draaien.
Opgelet!
Tijdens de EPA-afstelling zijn zowel de aandrijving (wielen, assen, enz.) als de besturing actief en bewe-
gen op volle snelheid. Zorg er daarom voor dat het voertuig goed vast staat. Grijp niet in de aandrijving of
bewegende onderdelen. Houd het voertuig niet aan de wielen vast!
Duw de gashendel zo ver mogelijk weg van de handgreep (maximale snelheid voor achteruitrijden) en houd ook
de "AUX1" knop ingedrukt (zie hoofdstuk 10, punt 6) en schakel de zender in.
De middelste van de 5 LED's knippert, de EPA-instelmodus is actief.
Laat nu de gashendel en de "AUX1" knop weer los; de middelste LED blijft knipperen.
Start nu de ontvanger of het modelvoertuig op (schakel de snelheidsregelaar of de stroomvoorziening van de
ontvanger in).
Het voertuig moet nu gebruiksklaar zijn en reageren op de bedieningscommando's op de zender (links, rechts,
vooruit, achteruit, neutraal).
Zet de gashendel in de stand voor "Volgas vooruit" (trek de gashendel helemaal naar de handgreep) en de
aandrijving loopt nu op volle snelheid vooruit.
De "TH-TRIM" draaiknop kan worden gebruikt om de EPA-instelling voor "Volgas vooruit"
te wijzigen. De LED's geven de huidige instelling aan. Het motortoerental zou iets moeten
veranderen bij het instellen van de draaiknop.
Laat de gashendel los, zodat deze in de neutrale stand komt te staan.
14