TIP: Mogelijk moet u gegevensvelden wijzigen om gegevens
van de aangesloten sensor weer te geven, zoals metingen van
een hartslagmeter of tempe sensor.
1
Selecteer een pagina met gegevensvelden.
2
Selecteer ENTER > WIJZIG VELDEN.
3
Selecteer het te vervangen gegevensveld.
4
Selecteer het nieuwe gegevensveld.
Hoogteopties
Selecteer ENTER op de hoogtepagina.
TEKEN IN TIJD: Hiermee kunt u de hoogteverschillen over een
bepaalde periode weergeven.
TEKEN IN AFSTAND: Hiermee kunt u de hoogteverschillen
over een bepaalde afstand weergeven.
ZOOM - HOOGTE: Hiermee stelt u de hoogteschaal in.
TOON PUNTEN: Hiermee schakelt u gegevenspunten op de
hoogtepagina in.
De barometrische hoogtemeter kalibreren
U kunt de barometrische hoogtemeter handmatig kalibreren als
de juiste hoogte of barometerdruk u bekend is.
1
Ga naar de locatie waarvan de hoogte of de barometerdruk u
bekend is.
2
Selecteer INSTELLEN > HOOGTEMETER > KALIBREER
HOOGTEMETER op de menupagina.
3
Volg de instructies op het scherm.
Opties voor tripcomputer
Druk op de pagina van de tripcomputer op ENTER.
WIJZIG VELDEN: Hiermee kunt u de gegevensvelden
aanpassen op de pagina van de tripcomputer
gegevensvelden aanpassen, pagina
HERSTEL REISGEGEVENS: Hiermee stelt u de trip- en
hoogtegegevens opnieuw in
instellen, pagina
5).
De tripcomputer opnieuw instellen
Als u nauwkeurige reisinformatie wilt hebben, kunt u de trip- en
hoogte-informatie opnieuw instellen voordat u een reis begint.
Selecteer INSTELLEN > HERSTELLEN > HERSTEL
REISGEGEVENS > JA op de menupagina.
Applied Ballistics opties
OPMERKING: Deze functie is alleen beschikbaar op model
Foretrex 701.
Selecteer ENTER op de pagina Applied Ballistics.
QUICK EDIT: Hiermee kunt u de afstand, schietrichting en
windinformatie snel bewerken
bewerken, pagina
2).
RANGE CARD: Hiermee kunt u de hoogte en horizontale
afwijking voor diverse afstanden weergeven. Deze zijn
gebaseerd op parameters die de gebruiker heeft ingevoerd.
U kunt velden wijzigen
(De velden voor de afstandskaart
aanpassen, pagina
5), de afstandsstappen bewerken
afstandsstappen bewerken, pagina
instellen
(De basisafstand instellen, pagina
TARGET CARD: Hiermee kunt u de afstand, hoogte en
horizontale afwijking voor tien doelen weergeven. Deze zijn
gebaseerd op parameters die de gebruiker heeft ingevoerd.
U kunt de doelnaam en -waarden bewerken
wijzigen, pagina
5).
ENVIRONMENT: Hiermee kunt u de atmosferische
omstandigheden voor uw huidige omgeving aanpassen. U
kunt aangepaste waarden invoeren, de drukwaarde uit de
interne sensor van het toestel gebruiken of de
Uw toestel aanpassen
(De
4).
(De tripcomputer opnieuw
(Schietomstandigheden snel
(De
5) en de basisafstand
5).
(De doelkaart
temperatuurwaarde van een aangesloten tempe sensor
gebruiken.
TARGET: Hiermee kunt u de omstandigheden voor het schieten
over lange afstand voor uw huidige doel aanpassen. U kunt
het geselecteerde doel wijzigen en de omstandigheden
aanpassen voor maximaal tien doelen
pagina
5).
PROFILE: Hiermee kunt u de wapeneigenschappen wijzigen
(Wapeneigenschappen bewerken, pagina
kogeleigenschappen wijzigen
bewerken, pagina
6) en de uitvoermaateenheden van uw
huidige profiel wijzigen. U kunt het geselecteerde profiel
wijzigen
(Een ander profiel selecteren, pagina
profielen toevoegen
(Een profiel toevoegen, pagina
CHANGE FIELDS: Hiermee kunt u de gegevensvelden
aanpassen op de pagina Applied Ballistics
gegevensvelden aanpassen, pagina
SETUP: Hiermee kunt u de invoermaateenheden selecteren
voor de pagina Applied Ballistics.
De velden voor de afstandskaart aanpassen
1
Selecteer ENTER > RANGE CARD > ENTER > CHANGE
FIELDS op de pagina Applied Ballistics.
2
Selecteer
of
om door de beschikbare velden te
bladeren.
3
Selecteer ENTER om uw selectie op te staan en door te
gaan naar het volgende veld.
4
Selecteer PAGE om uw wijzigingen op te slaan.
De afstandsstappen bewerken
1
Selecteer ENTER > RANGE CARD > ENTER > RANGE
INCREMENT op de pagina Applied Ballistics.
2
Volg de instructies op het scherm.
De basisafstand instellen
1
Selecteer ENTER > RANGE CARD > ENTER > BASE
RANGE op de pagina Applied Ballistics.
2
Volg de instructies op het scherm.
De doelkaart wijzigen
1
Selecteer ENTER > TARGET CARD op de pagina Applied
Ballistics.
2
Selecteer ENTER > QUICK EDIT.
3
Selecteer
of
en vervolgens ENTER om een doel te
bewerken.
4
Selecteer ENTER om informatie over het doel te bewerken.
Het doel wijzigen
1
Selecteer ENTER > TARGET > TARGET > CHANGE
TARGET op de pagina Applied Ballistics.
2
Selecteer een doel.
De omstandigheden voor schieten over lange afstand worden
weergegeven voor het geselecteerde doel.
De naam van een doel wijzigen
Selecteer ENTER > TARGET > TARGET > EDIT NAME op
de pagina Applied Ballistics.
Een ander profiel selecteren
1
Selecteer ENTER > PROFILE op de pagina Applied
Ballistics.
2
Selecteer uw huidige profiel.
Er wordt een lijst met profielen weergegeven.
3
Selecteer een profiel.
4
Selecteer CHANGE PROFILE.
De wapen- en kogeleigenschappen voor het geselecteerde
profiel worden weergegeven.
(Het doel wijzigen,
6),
(Kogeleigenschappen
5) en extra
6).
(De
4).
5