BEDIENING
• Voorkom dat de motor bij een extreem laag toerental in een
hogere versnelling draait (onder de toeren rijden).
• Rijd binnen de aanbevolen bedrijfssnelheden en versnellingen.
R R I I J J S S N N E E L L H H E E D D E E N N E E N N V V E E R R S S N N E E L L L L I I N N G G E E N N
KILOMETER-
TELLER
KM
MIJ-
LEN
0-145
0-90
Niet langdurig met meer dan 1/3 van volgas of in één
gashendelstand bedrijven. Varieer het motortoerental
regelmatig.
146-483
91-300 Niet langdurig met meer dan 1/2 van volgas of in één
gashendelstand bedrijven. Varieer het motortoerental
regelmatig.
484-800 301-500 Niet langdurig met meer dan 3/4 van volgas
bedrijven.
Bij 800
Bij 500 Voer het onderhoud tijdens inrijden uit, zoals
beschreven in het hoofdstuk Onderhoud van deze
handleiding. Onderhoud tijdens inrijden moet door
een dealer worden uitgevoerd. Onderhoud tijdens
inrijden omvat inspectie, afstelling, aandraaien van
bevestigingsbouten en verversen van motorolie en
filter. Het uitvoeren van onderhoud tijdens inrijden bij
de vereiste kilometerstand draagt bij tot optimale
motorprestaties, minimale uitlaatemissies en een
maximale levensduur van de motor.
90
INRIJPROCEDURE
B B R R A A N N D D S S T T O O F F T T A A N N K K E E N N
De motorfiets demonteren en tanken dient altijd te gebeuren op
een vlakke ondergrond met de zijstandaard uitgeklapt. Bestudeer
de brandstofwaarschuwingen. Gebruik alleen de aanbevolen
brandstof. Zie pagina 189. Houd het mondstuk vast tijdens het
vullen. Laat het gewicht van het mondstuk en de slang niet op de
vulopening rusten. Laat het mondstuk niet onbeheerd achter.
WAARSCHUWING
Overgelopen of gemorste benzine kan in contact komen met een
hete motor of uitlaatsysteem en brand veroorzaken, wat ernstig
letsel of de dood tot gevolg zou kunnen hebben. Zorg dat de
benzine niet in contact komt met hete onderdelen.
WAARSCHUWING
Vul de brandstoftank altijd langzaam om morsen te voorkomen.
Vul de brandstoftank niet te veel. Laat ruimte vrij in de tank zodat
de brandstof kan uitzetten.