4. Als het sturen stroef gaat, ruw of ongelijk aanvoelt, of als er
beweging wordt waargenomen bij de stuurpen, neem dan
contact op met uw dealer voor service.
5. Draai het voorwiel en controleer of de voorwiellagers soepel
draaien. Als u ruwe of ongewone geluiden hoort, neem dan
contact op met uw dealer voor service.
6. Draai het stuur helemaal naar rechts of links en houd het tegen
de vorkstop. Probeer het voorwiel van de ene kant naar de
andere te bewegen. Als er beweging wordt waargenomen,
neem dan contact op met uw dealer voor service.
V V E E R R D D A A M M P P I I N N G G S S E E M M I I S S S S I I E E C C O O N N T T R R O O L L E E S S Y Y S S T T E E E E M M
( ( C C A A L L I I F F O O R R N N I I S S C C H H E E E E N N I I N N T T E E R R N N A A T T I I O O N N A A L L E E
M M O O D D E E L L L L E E N N ) )
1. Inspecteer alle slangen en aansluitingen van het
verdampingsemissiecontrolesysteem. Verzeker u ervan dat
alle aansluitingen goed vast zitten.
q
2. Het reservoir
bevindt zich onder de rechter V-kap. Verzeker
u ervan dat het stevig aan de bevestigingsbeugel is bevestigd.
3. Controleer of de aansluitingen bij het reservoir voor de
verdampingsemissies goed vastzitten. De ontluchtingsleiding
die uit het reservoir komt moet worden aangesloten op de
ONDERHOUD
137