ONDERHOUD
B B A A N N D D E E N N
WAARSCHUWING
Het gebruik van de motorfiets met verkeerde banden, verkeerde
bandenspanning of te ver afgesleten banden kan tot verlies van
controle over de motorfiets en een ongeval leiden. Als de
bandenspanning te laag is, kan de band te warm worden en
defect raken. Gebruik altijd de juiste maat en het juiste type
banden zoals door INDIAN MOTORCYCLE voor uw voertuig
aangegeven. Houd altijd de juiste bandenspanning aan zoals
aanbevolen in de gebruikershandleiding en op de
veiligheidslabels.
V V E E R R V V A A N N G G I I N N G G B B A A N N D D
Bij modellen met een bandenspanningscontrolesysteem
bevinden de sensoren zich op een hoek van 180° ten opzichte
van het ventiel. Wees voorzichtig bij het onderhoud van banden.
Om beschadiging van een sensor te voorkomen, licht u de band
bij het ventiel, en vervolgens op 90° en 270° van het ventiel, zoals
Banden, velgen, binnenbanden en luchtventielen moeten correct
op de wielvelgen zijn afgestemd. Gebruik alleen banden van de
juiste maat, met hetzelfde of een hoger draagvermogen. De door
INDIAN MOTORCYCLE aanbevolen banden zorgen voor
voldoende ruimte tussen spatborden, schommelarm,
aandrijfriemen en andere onderdelen. Zie het hoofdstuk
Specificaties.
152
LET OP
vereist.
Bij modellen met binnenband MOETEN de binnenbanden door
nieuwe binnenbanden worden vervangen wanneer de
buitenbanden worden vervangen. Gebruik alleen binnenbanden
met de juiste maat.
WAARSCHUWING
Niet op elkaar afgestemde banden, velgen en ventielen kunnen
bij het monteren de hiel van de band beschadigen of de band
kan van de velg glijden, wat tot bandfalen kan leiden.
B B A A N N D D E E N N C C O O N N D D I I T T I I E E
Controleer de zijwanden van de band, het wegcontactvlak en de
loopvlakbasis op insnijdingen, puncturen en scheurtjes. Vervang
beschadigde banden onmiddellijk. Zie de INDIAN MOTORCYCLE-
servicehandleiding of een erkende INDIAN MOTORCYCLE-dealer
kan u helpen.
P P R R O O F F I I E E L L D D I I E E P P T T E E B B A A N N D D
Vervang elke band met een profieldiepte van minder dan 1,6 mm.
De slijtage-indicatoren van het loopvlak bevinden zich op ten
minste zes plaatsen op de loopvlakomtrek en worden zichtbaar bij
een profieldiepte van ongeveer 1,6 mm. De slijtage-indicatoren
verschijnen als een ononderbroken band over het loopvlak.
U kunt ook een profieldieptemeter of een nauwkeurige liniaal
gebruiken om de diepte van het profiel in het midden van het
loopvlak van zowel de voor- als de achterbanden te meten.