I I N N D D I I C C A A T T I I E E L L A A M M P P J J E E S S
LAMP
INDICATIES
Cruisecontrol-sta-
tus
Richtingaanwijzers
Voertuigsnelheid
Groot licht
CONDITIE
Oranje lamp: Cruisecontrol is
ingeschakeld, maar niet ingesteld.
Als het lampje knippert, is er een
fout in de cruisecontrol. Groene
lamp: Cruisecontrol is ingesteld op
de gewenste snelheid. Lees de
veiligheids- en bedieningsprocedures
voordat u de cruisecontrol gebruikt.
Eén pijl knippert wanneer de
overeenkomstige richtingaanwijzer
wordt geactiveerd. Beide pijlen
knipperen wanneer het alarmsignaal
wordt geactiveerd. Als er een
probleem is in het signaalsysteem,
knipperen de lampen twee keer zo
snel als normaal.
Wanneer de metrieke modus is
geselecteerd, wordt de snelheid
weergegeven in kilometers per uur.
Wanneer de standaardmodus is
geselecteerd, wordt de snelheid
weergegeven in mijl per uur.
De schakelaar van de koplamp staat
op groot licht. Deze indicator
knippert als er een probleem is met
het dimlicht of grootlicht.
INSTRUMENTEN, FUNCTIES EN BEDIENINGSELEMENTEN
LAMP
INDICATIES
Neutraal
Laag brandstofpeil
Verlichting
zijstandaard
Motor heet
Chassisstoring
CONDITIE
De versnelling staat in neutraal en de
aan/uit-schakelaar staat op AAN.
Dit lampje gaat branden wanneer er
nog ongeveer 3,8 L brandstof in de
brandstoftank zit. Het LCD-display
schakelt over naar een modus voor
het meten van het verbruik bij
weinig brandstof, zodat de rijder het
verbruik per kilometer kan
bijhouden vanaf het moment dat de
indicator werd geactiveerd.
Het lampje van de zijstandaard gaat
branden wanneer de zijstandaard
omlaag is.
Dit lampje gaat branden om aan te
geven dat de motor oververhit is. Als
de indicator knippert, is er sprake
van ernstige oververhitting.
Het waarschuwingssymbool licht op
als zich een chassisstoring voordoet.
41