Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Hoogtemeterinstellingen; De Toestelgeluiden Instellen; Scherminstellingen; Kaartinstellingen - Garmin Tactix Gebruikershandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor Tactix:
Inhoudsopgave

Advertenties

• U kunt het noorden van het grid (000º) instellen als
koersreferentie door Grid te selecteren.
• U kunt de magnetische afwijking handmatig instellen door
Gebruiker te selecteren, de magnetische afwijking in te
voeren en OK te selecteren.

Hoogtemeterinstellingen

Selecteer Stel in > Sensors > Hoogtemeter.
Automatisch kalibreren: Hiermee voert de hoogtemeter
automatisch een kalibratie uit telkens wanneer u GPS-
tracering inschakelt.
Barometer-plot: Bij Variabel worden hoogteverschillen
gemeten terwijl u onderweg bent.Bij Vast wordt het toestel
vastgezet op een vaste hoogte. De barometerdruk wijzigt
dan alleen op basis van het weer. Omgevingsdruk legt
plaatselijke luchtdrukverschillen over een bepaalde tijdsduur
vast.
Hoogte-plot: Hiermee worden hoogteverschillen vastgelegd
gedurende een bepaalde tijd of over een bepaalde afstand.

De toestelgeluiden instellen

U kunt het geluid voor berichten en toetsaanslagen instellen.
1
Selecteer de actieknop.
2
Selecteer Stel in > Tonen.
3
Selecteer Berichten of Knoppen.
4
Selecteer een optie.

Scherminstellingen

Selecteer Stel in > Scherm.
Schermverlichting: Hiermee kunt u de schermverlichting
aanpassen en de tijd instellen voordat de schermverlichting
uitgaat.
Contrast: Hiermee kunt u het schermcontrast aanpassen.

Kaartinstellingen

Selecteer Stel in > Kaart.
Oriëntatie: Hiermee stelt u in hoe de kaart wordt weergegeven
op de pagina.Bij Noord boven wordt het noorden boven aan
de pagina weergegeven.Bij Koers boven wordt uw huidige
reisrichting boven aan de pagina weergegeven.
Autozoom: Hiermee wordt automatisch het juiste zoomniveau
geselecteerd voor optimaal gebruik van de kaart. Als u Uit
selecteert, moet u handmatig in- en uitzoomen.
Punten: Hiermee wordt het zoomniveau geselecteerd voor
punten op de kaart.
Spoorlog: Hiermee kunt u sporen weergeven of verbergen op
de kaart.
Ga naar lijn: Hiermee bepaalt u hoe de koers wordt
weergegeven op de kaart.

Instellingen voor sporen

Selecteer Stel in > Sporen.
Methode: Hiermee selecteert u een methode om de sporen
vast te leggen. Als u Auto selecteert, worden de sporen met
variabele intervallen vastgelegd voor een optimaal resultaat.
Als u Afstand of Tijd selecteert, kunt u de intervalsnelheid
handmatig instellen.
Interval: Hiermee kunt u de opnamesnelheid voor het spoorlog
instellen. Bij meer frequente registratie van punten ontstaat
er een gedetailleerder spoor, maar raakt het spoorlog ook
sneller vol.
Automatisch starten: Hiermee wordt uw spoor automatisch
vastgelegd op het toestel als u Start GPS selecteert.
Uw toestel aanpassen
Automatisch opslaan: Hiermee wordt uw spoor automatisch
opgeslagen op het toestel als u GPS uitschakelt.
Auto Pause: Hiermee stopt u het vastleggen van uw spoor op
het toestel als u zich niet verplaatst.
Uitvoer: Hiermee stelt u in dat het spoor wordt opgeslagen als
GPX-, FIT- of GPX/FIT-bestand op het toestel
• GPX legt een traditioneel spoor vast zodat u met het
spoor GPS-functies kunt uitvoeren, zoals navigatie en
routes.
• FIT legt aanvullende informatie vast, zoals
rondegegevens, en wordt gebruikt om sporen vast te
leggen die meer dan 10.000 punten bevatten. FIT-
bestanden kunnen worden geüpload naar Garmin
Connect™ en zijn veel compacter dan GPX-bestanden.
• Met GPX/FIT kunt u beide bestandstypen uitvoeren.

Tijdinstellingen

Selecteer Stel in > Tijd.
Tijdpagina: Hiermee kunt u de presentatie van de tijd van de
dag aanpassen.
Notatie: Hiermee kunt u een 12-uurs of 24-uurs tijdweergave
instellen.
Tijdzone: Hiermee kunt u de tijdzone voor het toestel
selecteren. U kunt Auto selecteren om de tijdzone
automatisch in te stellen op basis van uw GPS-positie.

De maateenheden wijzigen

U kunt de eenheden voor afstand, snelheid, hoogte, diepte,
temperatuur en luchtdruk aanpassen.
1
Selecteer de actieknop.
2
Selecteer Stel in > Eenheden.
3
Selecteer het item waarvoor u de eenheid wilt instellen.
4
Selecteer een maateenheid.

Instellingen voor positieweergave

OPMERKING: Wijzig de positieweergave of de kaartdatum
alleen als u een kaart gebruikt die gebruikmaakt van een
andere positieweergave.
Selecteer Stel in > Positienotatie.
Formaat: Hiermee selecteert u de positieweergave waarmee
een locatie wordt aangeduid.
Datum: Hiermee stelt u het coördinatensysteem van de kaart in.
Sferoïde: Hiermee geeft u het coördinatensysteem weer dat
door het toestel wordt gebruikt. Het
standaardcoördinatensysteem is WGS 84.

Fitnessinstellingen

Selecteer Stel in > Fitness.
Auto Lap: Hiermee stelt u in dat de ronde automatisch na een
specifieke afstand wordt gemarkeerd.
Gebruiker: Hiermee stelt u de gegevens in uw fitness-
gebruikersprofiel in
(pagina
HS-zones: Hiermee stelt u de vijf hartslagzones voor
fitnessactiviteiten in
(pagina
FIT-activiteit: Hiermee stelt u het type fitnessactiviteit in dat
wordt uitgevoerd. Op deze manier wordt een activiteittype
correct weergegeven als u activiteitgegevens overzet naar
Garmin Connect.
Snelheid voetsensor: Hiermee stelt u de snelheid in op Uit,
Binnen of Altijd aan
(pagina

Uw fitness-gebruikersprofiel instellen

Het toestel maakt gebruik van de gegevens die u over uzelf
opgeeft om nauwkeurige gegevens te berekenen. U kunt de
(pagina
11).
13).
14).
15).
11

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave