chirp™
Een chirp is een klein Garmin accessoire dat wordt
geprogrammeerd en in een geocache wordt achtergelaten. U
kunt uw toestel gebruiken om een chirp te vinden in een
geocache. Raadpleeg voor meer informatie over de chirp de
chirp gebruikershandleiding op www.garmin.com.
Een geocache met een chirp zoeken
1
Selecteer de actieknop.
2
Selecteer Stel in > Geocaches > chirp > Aan.
3
Houd
ingedrukt.
4
Selecteer Start GPS.
5
Wacht terwijl het toestel satellieten zoekt.
6
Selecteer de actieknop.
7
Selecteer GPS-hulpmiddelen > Geocaches.
8
Selecteer een geocache en selecteer chirp om chirp-details
weer te geven terwijl u navigeert.
9
Selecteer Ga en navigeer naar de geocache
Als u zich binnen een afstand van 10 m (32,9 ft.) van een
geocache met een chirp bevindt, wordt een bericht
weergegeven.
Toepassingen
Jumpmaster
De functie jumpmaster is ontwikkeld voor ervaren
parachutespringers, met name in het leger.
De functie jumpmaster volgt militaire richtlijnen voor het
berekenen van het "high altitude release point" (HARP). Het
toestel detecteert automatisch wanneer u gesprongen bent en
begint de navigatie naar het "desired impact point" (DIP) met
behulp van de barometer en het elektronische kompas.
Een sprong plannen
WAARSCHUWING
Jumpmaster dient alleen door ervaren parachutespringers te
worden gebruikt. Jumpmaster dient niet te worden gebruikt als
primaire hoogtemeter tijdens het parachutespringen. Als u niet
de juiste spronginformatie invoert in Jumpmaster, kan dat leiden
tot ernstige verwondingen of overlijden.
1
Selecteer een sprongtype
2
Voer spronginformatie in
Het toestel berekent de HARP.
3
Selecteer Ga naar HARP om navigatie naar de HARP te
starten.
Sprongtypen
Met de functie jumpmaster kunt u kiezen uit een van de
volgende drie sprongtypen: HAHO, HALO of Statisch. Het
sprongtype bepaalt welke aanvullende gegevens voor
instellingen vereist zijn
(pagina
spronghoogten en hoogten waarop de parachute wordt
geopend, worden gemeten in voet boven de grond (AGL).
HAHO: High Altitude High Opening. De jumpmaster springt van
een zeer grote hoogte en opent de parachute op grote
hoogte. U moet een DIP en spronghoogte instellen van ten
minste 1000 voet. De spronghoogte wordt verondersteld
hetzelfde te zijn als de openhoogte. Gangbare waarden voor
de spronghoogte variëren van 12.000 tot 24.000 voet AGL.
HALO: High Altitude Low Opening. De jumpmaster springt van
een zeer grote hoogte en opent de parachute op lage
hoogte. De vereiste informatie is hetzelfde als het HAHO-
sprongtype plus een openhoogte. De openhoogte mag niet
Toepassingen
(pagina
(pagina
7).
(pagina
7).
7). Alle sprongtypen,
groter zijn dan de spronghoogte. Gangbare waarden van de
openhoogte variëren van 2000 tot 6000 voet AGL.
Statisch: Er wordt uitgegaan van een constante windsnelheid
en windrichting gedurende de sprong. De spronghoogte
moet ten minste 1000 voet zijn.
Spronginformatie invoeren
1
Selecteer de actieknop.
2
Selecteer Jumpmaster.
3
Selecteer een sprongtype
4
Voer een of meerdere handelingen uit om uw
spronginformatie in te voeren:
• Selecteer DIP om een punt in te stellen voor de gewenste
landingslocatie.
• Selecteer Spronghoogte om de spronghoogte AGL (in
voet) in te stellen waarop de jumpmaster het vliegtuig
verlaat.
• Selecteer Openhoogte om de openhoogte AGL (in voet)
3).
in te stellen waarop de jumpmaster de parachute opent.
• Selecteer Forward throw om de horizontaal afgelegde
afstand (in meters) als gevolg van de snelheid van het
vliegtuig in te stellen.
• Selecteer Koers naar HARP om de afgelegde richting (in
graden) als gevolg van de snelheid van het vliegtuig in te
stellen.
• Selecteer Wind om de windsnelheid (in knopen) en
windrichting (in graden) in te stellen.
• Selecteer Constant om aanvullende gegevens voor de
geplande sprong in te stellen. Afhankelijk van het
sprongtype selecteert u Percentage van maximum,
Veiligheidsfactor, K-open, K-vrije val of K-statisch en
voert u aanvullende informatie in
• Selecteer Automatisch naar DIP om de navigatie naar
het DIP automatisch in te schakelen na afloop van uw
sprong.
• Selecteer Ga naar HARP om navigatie naar de HARP te
starten.
Windgegevens invoeren voor HAHO- en HALO-
sprongen
1
Selecteer de actieknop.
2
Selecteer Jumpmaster.
3
Selecteer een sprongtype
4
Selecteer Wind > Voeg toe.
5
Selecteer een hoogte.
6
Voer een windsnelheid in knopen in en selecteer OK.
7
Voer een windrichting in graden in en selecteer OK.
De windwaarde wordt toegevoegd aan de lijst. Alleen
windwaarden op de lijst worden gebruikt tijdens
berekeningen.
8
Herhaal stap 5–7 voor iedere beschikbare hoogte.
Windgegevens herstellen
1
Selecteer de actieknop.
2
Selecteer Jumpmaster.
3
Selecteer HAHO of HALO.
4
Selecteer Wind > Herstel.
Alle windwaarden worden verwijderd uit de lijst.
Windgegevens invoeren voor een statische sprong
1
Selecteer de actieknop.
2
Selecteer Jumpmaster > Statisch > Wind.
3
Voer een windsnelheid in knopen in en selecteer OK.
4
Voer een windrichting in graden in en selecteer OK.
(pagina
7).
(pagina
8).
(pagina
7).
7